A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

DE BRIEF

 


Dit is de 24ste en laatste brief in een reeks waarin schrijvers zich richten tot een romanpersonage. Deze brief is van K. Schippers aan meneer Dalem uit De vergaderzaal van A. Alberts. Van Schippers verschijnt in november de roman Poeder en wind (Querido). De brieven worden voorgelezen in De Avonden van de VPRO om 22.00 uur op Radio 5.
de Volkskrant 24 augustus 1996, p. 15



Geachte heer Dalem,

Zag u dat ze allemaal een stap terug deden? U was lang ziek geweest, kwam uit de tram en stond op de vluchtheuvel. En daar stonden die collega's voor het hoekraam van een bovenverdieping te wachten. Toe ze u zagen verdwenen ze met een vlugge beweging, net of ze één lichaam met veel benen hadden.
Ik moet u iets vertellen. Vlak voor ze die stap terugdeden, werd er flink over u geroddeld. Waarom liet u het niet aan uw zwager over, die zat toch ook in het bedrijf? 't Handelswerk was niets voor u. En ging u als misschien genezen halve gek niet wat erg vlug weer naar een vergadering toe?
Hoe begon het? Op een morgen in de vergaderzaal voelde u zich na het zoveelste beleefdheidsgevecht zo helder, zo buitengwoon helder. Aan die grote tafel luisterde u niet naar wat de anderen over de reorganisatie van de verkoopafdeling zeiden. U zag dat ze ineens heel klein werden. En heel ver. Uw handen zagen er nog gewoon uit. Die klemde u om de leuningen van uw stoel. U ging weg en zwierf door de stad. 's Avonds bereikte u het noorden en de havens. Daar stond het houten huis uit uw jeugd. Uw vader was reder en houthandelaar en toen uw broer was verdronken nam u het bedrijf tegen uw zin over.
Meneer Dalem, ik doe u tekort. U weet dit allemaal veel beter dan ik. 't Is net of ik u de kleur van uw ogen en uw eigen lengte vertel. Wat heeft 't voor zin u te zeggen dat u aan het slot voor het familiehuis staat?
't Is in een ziekenhuis veranderd. U wordt binnengelaten, rent de trap weer af en ziet ze aan de overkant van het water in de polder staan. De president, de secretaris en alle anderen die in de vergaderzaal aanwezig zijn. Dan springt u in het water. U wordt er liever niet aan herinnerd? 't Moet wel ter sprake komen. Anders kan ik u de vraag niet stellen die door het openbare deel van uw leven wordt opgeroepen.
U stond op die vluchtheuvel en moet wel naar boven zijn gegaan. Meer weet ik niet van u. Begon het toen u eenmaal aan tafel zat opnieuw? Langzaam misschien. Ik vraag het om dat ene beeld, die handen om de leuningen. U verkoopt hout maar het lijkt wel of u het op die fatale dag nodig had om het contact met het allergewoonste niet te verliezen.
Stoelleuningen en deurposten, muren en plafonds, vloeren en ramen, ze zijn hoogstens de interpunctie van een geschiedenis. Toch is juist dat verhaalloze in de meerderheid. Het heeft geen haast. Zelden zal het zich tot een geschiedenis ontwikkelen. Maar het kan wel dat vanzelfsprekende karakter verliezen. Dan krijgt het een onverbiddelijke kracht.
Heeft u dat toen u eenmaal boven was opnieuw gemerkt? Misschien vermoedden uw collega's het en deden ze daarom die stap terug. Tot wat iemand als u overkomt houdt iedereen liever een zekere afstand. Niemand wil door uw onvrijwillige inzichten worden besmet.
Soms, meneer Dalem, zal de steller van een vraag zelf het antwoord moeten geven. 't Is immers niet te verwachten dat u op mijn brief zult reageren. Weet u dat u familie bent van Mateus Vincente, een telg uit een bankiersfamilie? Hij zeilde op 18 oktober 1797 uit de Portugese haven Aveiro om in Brazilië diamanten te kopen. Alles mislukt. Mateus raakt in verwarring. Op z'n terugreis hoort hij de schipper en de stuurman zeggen dat hij gek is. En hij had ja geknikt, hij was de lachende gek die 's nachts aan een stuk door om alles schaterde.
Het verhaal van Mateus speelt zich eeuwen eerder af dan uw zwerftocht bij de haven. Toch zijn de overeenkomsten groot: handel, zee, krankzinnigheid. Ik heb zelfs gedacht, meneer Dalem, dat u Mateus Vincente bént, in andere omstandigheden en in een andere tijd.
Als dat zo is bestaat de kans dat ik weet hoe het met u is afgelopen. Het schip van Mateus bereikt ten slotte de haven van Aveiro. Er wordt gezegd dat de passagier nog enige rust wacht. Misschien hoeft u de leuningen van uw stoel niet meer te omklemmen.

Met eerbiedige groet,

K. Schippers.



 

Laatste wijziging: 01.06.2015