A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

de Volkskrant 3 januari 1977

OVER BOEKEN GESPROKEN


Aanhoudende vorst

A. ALBERTS is ook geschiedschrijver. Mogelijk geen overbodige mededeling, nu hij in de dwangbuis van de televisie de-auteur-van-de-vergaderzaal dreigt te worden. Zijn historische werk is omvangrijker dan zijn strikt literaire. Ik zet dat "strikt" er maar bij, want literair doen zijn twee soorten werk niet voor elkaar onder.
  Ze verschillen trouwens van stijl en opzet weinig. Ook als historicus is Alberts de schrijver van haast vanzelfsprekend verlopende verhalen. Die vanzelfsprekendheid zit in de toon, die weer gevolg is van de lichtheid van het proza en van kleine grapjes die een haast geruststellend karakter hebben: alles loopt zoals het hoort. Complicaties en daaruit volgende vragen kunnen zich niet voordoen, tenzij voor de vorm en dat wil zeggen: om de spanning bij de lezer erin te houden.
  Verwikkelingen zijn al lang ontknoopt, de auteur heeft de touwtjes in handen, de geschiedenis loopt als een verhaal dat de schrijver naar intrige verzonnen zou kunnen hebben. Geschiedenis is meestal fantastischer want onvoorspelbaarder dan roman of verhaal; ze is ook zelden of nooit sluitend, kent hoogstens een afsluiting omdat een schrijver niet altijd kan doorgaan.
  Bij Alberts klopt alles als een bus. Als in een verhaal. In vogelvlucht houdt hij een tijd en gebied in de gaten. En, zoals meestal vanuit de hoogte, de grote lijnen vormen kunstige patronen, natuur lijkt cultuur en historie een verhaal. En als de lezer zich naar de hoogte laat verlokken, krijgt hij boeiende uren, ongecompliceerde ook, als hij maar niet te veel detailvragen stelt.
  Dezer dagen heeft Alberts een nieuw boek aan zijn historische publikaties toegevoegd. Het heet Een koning die van geen nee wil horen en dat zou op veel koningen kunnen slaan en zelfs, bij een tijdsverandering in de werkwoordsvorm, een mooie titel voor een sprookje kunnen zijn. De eenzijdig dove is Lodewijk XIV. Hij is de hoofdfiguur van het boek en zijn staatkundige ambities bepalen de grote lijnen er van.
  Het boek speelt tussen 1638 en 1715, en dat zijn de levensjaren van Lodewijk. "I'Histoire e'était moi" had hij achteraf kunnen zeggen, want bij zijn geboorte was het brein achter zijn ambities al aan het werk en op de dag dat de Spaanse Successieoorlog eindigde en aan Lodewijks expansiedrift eindelijk de nekslag werd gegeven, overleed de koning ook hoogst persoonlijk. Alle oorlogen en ellende waren vergeefs geweest, en Europa was zo goed als onafgebroken zo'n vijfenzeventig jaar in beroering geweest.
  De staatskundige geschiedenis is een oorlogsgeschiedenis maar hier ook een familiegeschiedenis. Want de drie belangrijkste dynastieën die toen Europa beheersten, de Franse, de Duitse en de Spaanse, waren middels een vlechtwerk van relaties familie van elkaar en ze waren er ook bij gelegenheid op uit nog hechter familie te worden, mits dat staatkundige successen zou opleveren. Inteelt ten behoeve van de politieke gezondheid. De Engelsen stonden daar zo'n beetje buiten en de vijfde belangrijke partij werd gevorrnd door onze Republiek, die binnen dat trouwlustig Europa een staat van vrijgezellen lijkt.
  Het aardige van Alberts' boek is onder meer dat je van die Republiek de geschiedenis nu eens "van onderaf gezien" beschreven krijgt, want Parijs is het centrum van het boek. Het voor anderen zo lastige vaderland ligt in de verte en zijn ongewone staatkundige vorm en eigenzinnig optreden blijken binnen het hier beschreven Europees verband pas goed.

De historie van Lodewijks expansiedrift is een uiterst ingewikkelde: oorlogen, vredesverdragen, bondgenootschappen, die weer verbroken werden, steeds wisselende grenzen - en het ging toen vaak om steden en streken - geheime afspraken, beloften die niet gehouden werden, vijanden die vrienden en vrienden die weer vijanden worden, enfin, je moet de kaart van Europa wel scherp in het hoofd houden om alles te kunnen blijven volgen. Zoals je veel namen en gebeurtenissen moet onthouden.
  Het wonderlijke is dat Alberts uit die wirwar zo'n heldere geschiedenis heeft kunnen schrijven. Hij moet alles in plattegrond in zijn hoofd hebben gehad zoals hij ook in de zeer ingewikkelde plattegrond van die vorstenhuizen met gemak de weg weet te vinden. Hij vertelt alles met de luchtigheid en de speelsheid als of het om de historie van de Hammonds gaat. Alleen gebeurt er hier oneindig veel meer.
  Zonder de auteur van gebrek aan ernst te verdenken, kan men toch stellen dat hij de hele geschiedenis als een groot spel ziet. Een hij beschrijft het ook als zodanig, zonder iets te verraden van de moeilijkheden die het steeds veranderen van de spelregels of het helemaal afschaffen ervan meegebracht moet hebben.
  Een der belangrijkste twistgebieden in de hier beschreven periode zijn de Zuidelijke Nederlanden. Het ontstaan van wat eeuwen een noodlottig wisselgebied zal blijven, beschreef Alberts in zijn vorige boek De Hollanders komen ons vermoorden. Wie één en ander in dat en in het jongste boek goed tot zich door laat dringen, zal als Hollander nu nog niet zonder schaamte de grens naar België overgaan. Want er is uit economische angst wat nagelaten en verkeerd gedaan.
  Over de verschillende vorsten laat het boek een enkele anekdote door. Alberts moet er vele overgehouden hebben. Hij zou eens een even spits en goed vertelde "vorstenspiegel" moeten schrijven. Dan kan wellicht ook het intrigerende raadsel opgelost worden, hoe Lodewijk XIV, die, evenals zijn Engelse collega Karel II, ook erotisch van aanhouden wist, de tijd vond zijn expansiedrift ook nog over de honderd hem toegeschreven maitresses uit te strekken. Alles te verklappen, dat moet Alberts liggen.
  Want met "verklappen" heeft Alberts wijze van geschiedenis schrijven nog het meest te maken. Hij kijkt achter de saaie schermen van de officiële geschiedschrijving, keert zich glimlachend om en trekt op de kaart de eerste lijn. Het verhaal kan beginnen. (Querido, Amsterdam).

KEES FENS



 

Laatste wijziging: 01.06.2015