A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

Bert Herben

DE ROEPING VAN TOEWAN PETORO
Elementen van de Ethische Politiek in het werk van
H.J. Friedericy



Scriptie Universiteit van Amsterdam, 1986


© Bert Herben

 

Titelpagina
Inhoudsopgave
Probleemstelling
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Conclusie
Bibliografie
Bijlage

- 146 -

 

4. CONCLUSIE

 

     Het is duidelijk dat de ethische politiek een belangrijke bron van inspiratie is geweest voor de bestuursambtenaar en schrijver H.J. Friedericy. Zijn beschouwend proza is eigenlijk niets anders dan een deel van het corpus teksten waarin de 'conservatieve' richting van deze visie op de koloniale verhouding zijn neerslag vindt.
     De uit de typering van de ethische politiek (hoofdstuk 1) naar voren gekomen elementen nemen een belangrijke plaats in in zijn scheppend proza. Ook de cultuur van Zuid-Celebes, het land waar hij als bestuursambtenaar gedurende acht jaar werkzaam was (geschetst in hoofdstuk 2) is een belangrijk thema. Het overgrote deel van Friedericy's literaire werk speelt zich af in de Boeginees-Makassaarse samenleving en steeds staan, wat de ethische aspecten betreft, een drietal zaken centraal:
– de waardering voor de Inlandse cultuur, haar adat en haar traditioneel bestuur;
– de verhouding tussen de Inlandse adel en het Europese bestuur;
– de ontwikkeling van land en volk van Zuid-Celebes onder de vleugels van het moederland.

 

     In hoofdstuk 3 heb ik het deel van het oeuvre van Friedericy dat in het kader van de doelstelling van deze scriptie relevant is, en dat is vrijwel het volledige oeuvre, besproken. Uit deze bespreking blijkt dat de opvattingen over de koloniale verhouding die in zijn beschouwend proza tot uitdrukking komen, ook een belangrijke bijdrage betekenen tot de thematiek van zijn scheppend proza. Op welke wijze dit gebeurt, is aan de orde gekomen in 3.4., en ik verwijs dan ook graag naar de conclusies waarmee de besprekingen van de afzonderlijke werken worden afgerond.
     Op deze plaats wil ik volstaan met het aangeven van een algemene lijn. Een belangrijke constatering is dat Bontorio, Vorsten, vissers en boeren en De raadsman tijdens of na de oorlog tot stand zijn gekomen, vele jaren na Friedericy's verblijf op Zuid-Celebes, maar dat De eerste etappe grotendeels bestaat uit authentieke brieven uit de jaren twintig. De afstand in de tijd heeft ertoe geleid dat de behandeling van de ethische thema's het karakter kreeg van een rechtvaardiging van de 'conservatieve ethische politiek'.

 

- 147 -

 

     In De eerste etappe geeft de jonge bestuursambtenaar informatie over zijn werk en de idealen die dit werk moet verwezenlijken.
     In Bontorio is er veel meer aandacht voor de achtergronden en gevolgen van de Nederlandse bemoeienis. De eerste twee delen van de roman beschrijven een deel van de geschiedenis van Bone en de situatie die aanleiding gaf tot het Nederlands ingrijpen in 1905, maar in het derde deel blijkt dat er een nieuwe ontwikkeling op gang is gekomen. Het Inlandse volk kan zelf bestuurders leveren die land en volk vooruit kunnen brengen dankzij de verworvenheden van oost en west. Deze ontwikkeling is voor de ethici een zeer positieve en zij betekent voor hen een rechtvaardiging van de ethische politiek.
     In Vorsten, vissers en boeren gaat deze rechtvaardiging nog een stapje verder (het meest ver in Vazal). Niet alleen jonge Inlanders maar ook de oude karaëngs en aroe's kunnen het Nederlandse beleid waarderen en steunen.
     Het bijzondere van De raadsman is dat in dit boek ook aandacht wordt besteed aan tegenstanders van de Nederlandse koloniale politiek die van een meer moderne signatuur zijn: communisten en nationalisten. De Toewan Petoro ziet in de steun en de vriendschap van zijn Inlandse bestuursassistent een rechtvaardiging van zijn arbeid. Later, als de politieke situatie als gevolg van de oorlog totaal is veranderd en Indonesië onafhankelijk is geworden, mist hij de steun en waardering bij de jonge Indonesiërs.

 

     Men kan het merkwaardig vinden dat Friedericy zich tot het einde van de jaren vijftig in zijn literaire werk heeft beziggehouden met deze rechtvaardiging. De ethische politiek is dan al lang geleden tot een (abrupt) einde gekomen en met een verdediging van het ethische beleid kan dus geen enkel politiek doel meer gediend worden. Het feit dat hij nog een jongeman was toen hij naar Zuid-Celebes ging en zijn ervaringen daar een grote invloed op hem hebben uitgeoefend kan zijn blijvende belangstelling voor dit gewest verklaren. Maar vijftien jaar na het onafhankelijk worden van Indonesië worstelden ook vele andere ethici nog met de Nederlandse koloniale geschiedenis en met de na-oorlogse opvattingen daarover, zoals b.v. duidelijk blijkt uit de bundel terugblikken Balans van beleid (1962). Niet alleen konden zij hun grote taak niet tot een goed einde brengen, zij moesten zich na de oorlog ook nog eens verdedigen tegen het verwijt van jonge Indonesiërs én Nederlanders

 

- 148 -

 

dat zij slechts meegewerkt hadden aan de pogingen om de koloniale verhouding tussen Nederland en Indonesië langer te doen voortbestaan. Het na-oorlogse anti-kolonialisme was niet genuanceerd genoeg om de specifieke rol van de ethische bestuursambtenaar in de Indische samenleving positief te kunnen waarderen. Zo moesten de ethici ook na de oorlog hun beleid wel blijven verdedigen.

 

naar het vorige hoofdstuk  naar het begin van dit hoofdstuk  naar het volgende hoofdstuk



 

Laatste wijziging: 22.06.2015