A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

Het Vrije Volk - 27 november 1981

 

Prachtige legende

 

door ALFRED KOSSMANN

 

   Wie aan het nieuwe verhaal van A. Alberts begint denkt terug te komen in de wereld van "De vergaderzaal". Dit keer moet hij zich een groot paleisachtig gebouw voorstellen vol ambtenaren. Alberts, zoals van hem te verwachten meer ironisch dan satirisch, vertelt over het groeien in tal en last van de ambtenaren, over het vergaderen, over de minister en zijn raad-adviseur voor bijzondere diensten. Het probleem lijkt te zijn hoe al die ambtenaren gehuisvest moeten worden.
   Het boekje heeft niet voor niets een geheimzinnige, aan een Deense ballade ontleende titel: "Maar geel en glanzend blijft het goud". Want al is het tweede hoofdstuk in schijn nog steeds realistisch, de lezer verlaat, met de minister, zijn raad-adviseur en zijn nichtje de vertrouwde omgeving van het tot ministerie geworden paleis. En op die tocht, naar een ander paleis en naar een klooster, wordt de realiteit vager of wellicht symbolisch en verandert de satirische ironie in gevoelige humor.
   In het derde hoofdstuk verglijdt het verhaal naar fantasie: de raad-adviseur spreekt in de nacht met een legendarische middeleeuwse koning. En in het vierde hoofdstuk is er enkel nog visioen van dood en mogelijkerwijs bevrijding. Wat als een realistische novelle begonnen was eindigt als een geheimzinnig sprookje.
   Alberts is in staat geweest deze verschuiving zonder breuk te laten verlopen, een kunststuk van jewelste. Hij slaagt erin door de verteltoon van het begin te handhaven. Of beter: door zijn vermakelijke karakteristiek van het ministerie te geven in de verteltoon van het sprookje. Zo merkt de lezer, behagelijk geboeid, nauwelijks dat hij betrokken raakt in een heel wonderlijke geschiedenis.
   En wat is de moraal? Wat bedoelt de auteur? Het blijft duister. Maar al verdwijnt de raad-adviseur, die weinig ambtelijke ambtenaar, in de koude van het noorden ("dood en dromend" staat er), hij wordt "gevonden". Er is veel tragiek in het verhaal, als mededeling en als suggestie, maar aan het slot glanst het goud weer dat volgens de titel van het tweede hoofdstuk onzichtbaar was geworden.
   Ik weet niet of Alberts een strikte symboliek heeft bedoeld. Voorlopig houd ik het erop dat hij zijn associaties van goud zonder schema heeft verwerkt. Al is het slot helder symbolisch. Terwijl de mensen naar het noorden lopen, naar kou en dood, gaat de zon in het oosten op en maakt blond meisjeshaar tot goud. Wanneer men het boekje gelezen heeft blijft de herinnering aan een opbeurend geschrift hoe tragisch het verloop van het verhaal ook mag zijn.

 

   Uitgave: G.A. van Oorschot. Prijs: ƒ15,90



 

Laatste wijziging: 01.06.2015