A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

 

NRC Handelsblad, 30 november 1984

 

VERZAMELD WERK VAN H.J. FRIEDERICY

 

Amok met distantie

 


H. J. Friedericy: Verzameld werk, met een inleiding van Rob Nieuwenhuys, Uitg. Querido, 396 blz., prijs ƒ47,50.

 

In de volgende generatie Nederlandse schrijvers zal er waarschijnlijk niet één meer zijn die over Indonesië kan schrijven omdat hij of zij daar geboren werd. Nu al zijn er nog maar weinig auteurs van onder de vijftig met een Indonesisch verleden - Jeroen Brouwers, Peter Andriesse, Hans Vervoort. En er is niemand meer met de ervaring van een bestuursambtenaar. Wat altijd een belangrijk deel is geweest van onze literatuur, ja vaak het beste heeft opgeleverd wat wij bezitten (Jacob Haafner, Multatuli, Du Perron, Beb Vuyk) zal voorgoed verleden tijd zijn.
Daarom is het goed dat uitgeverij Querido in één band het werk bijeen heeft gebracht van H.J. Friedericy. Herman Jan Friedericy werd in 1900 geboren en stierf in 1962 te Londen. Hij had in Leiden Indologie gestudeerd, en vertrok dadelijk na zijn doctoraal examen naar Indonesië. Hij was toen eenentwintig. Hij werd bestuursambtenaar op Celebes, en al wat hij geschreven heeft speelt op dat eiland. Zijn verzameld werk, bij elkaar nog geen 400 bladzijden, bestaat uit de korte romans De laatste generaal en De Raadsman, de verhalenbundel Vorsten, vissers, boeren en de uit brieven en brieffragmenten opgebouwde autobiografische roman De eerste etappe. Elk van die vier boeken heeft wel iets bijzonders. De laatste generaal speelt tussen 1870 en 1906 op Zuid-Celebes. Dat was toen nog niet onder Nederlands bestuur. In de roman van Friedericy komen dan ook geen Nederlanders voor. Wat een durf om een boek te schrijven dat zich geheel afspeelt in zo'n vreemde, wonderlijke Zuidcelebese samenleving! We kunnen natuurlijk niet controleren of dit verhaal authentiek is, een goed beeld geeft van die vreemde gebeurtenissen in de bergstaat Bontorihoe, maar het klinkt wel alle machtig authentiek. Bovendien vertelde Friedericy in een gesprek in Het Vaderland van 9 april 1959 dat hij eens werd aangesproken door een man die zich voorstelde als een zoon van één van de hoofdfiguren uit De laatste generaal. En dat terwijl die hoofdpersoon geen historische figuur was! Maar zo echt klonk het verhaal blijkbaar zelfs voor iemand die uit Zuid-Celebes kwam.

 

Ik heb deze gegevens uit het voortreffelijke voorwoord van Rob Nieuwenhuys. Daarin staat ook dat het laatste hoofdstuk van De laatste generaal door Friedericy bij heruitgave in 1958 werd weggelaten. Misschien had dat hoofdstuk hier in het Verzameld werk toch gepast, desnoods tussen grote haken. Wie het Verzameld werk van een auteur brengt die maar zo weinig heeft geschreven, moet, vind ik, eigenlijk ook zo'n later geschrapt hoofdstuk opnemen. Ik zeg dit met een zekere schroom, want ik ken dat hoofdstuk niet. Het is alleen maar te vinden in de eerste uitgave van de roman die in 1947 onder de titel Bontorio verscheen en die uitgave had ik nooit in handen gehad.
Al in de eersteling van Friedericy kun je zien wat zijn voornaamste kwaliteiten zijn. Hij bezat een strakke, zakelijke verteltrant die tegelijkertijd beeldend was. Hij had een goed gevoel voor 't gebruik van bijvoeglijke naamwoorden. Zo staat al op de eerste bladzijde van De laatste generaal: “Het begon uit een schelle, bedekte lucht te regenen.” Dat woord schel, in deze specifieke betekenis, doet het hem.
Opmerkelijk is ook dat Friedericy - naar je uit De eerste etappe mag concluderen - toch een zachtmoedig, vriendelijk mens, duidelijk gefascineerd werd door het geweld in de samenleving waarin hij verkeerde. Er worden heel wat krissen gebruikt in zijn werk, er wordt heel wat ‘amok’ beschreven en dat alles ook weer in die rustige, koele, afstandelijke verteltrant, waardoor het je als lezer nauwelijks opvalt hoeveel wreedheid hier achteloos in de bladzijden verstopt zit. De verhalen uit Vorsten, vissers en boeren gaan bijna uitsluitend over wraak, bloed en geweld. Of over de wijze waarop, zoals in De Dubbele Aar, geweld nog net voorkomen wordt.
De korte roman De raadsman gaat ook over geweld in de Zuidcelebese samenleving. Ik vind dat 't mooiste werk van Friedericy. Het gaat over de verhouding tussen een jonge Nederlandse bestuursambtenaar en een oude, wijze inlandse bestuursambtenaar die uiteraard onder de Nederlander geplaatst is. Maar de Nederlander gedraagt zich absoluut niet als een superieur, integendeel, hij maakt gebruik van de wijze raad van degeen die formeel gezien onder hem staat. Friedericy heeft de relatie van die twee mannen subtiel beschreven. Degeen die officieel de meerdere is, is in werkelijkheid de mindere. Natuurlijk is er weer sprake van een amokpartij, met een indrukwekkende nasleep - een testcase voor de jonge en de oude bestuursambtenaar. Naar aanleiding daarvan spreken beide mannen over de dood. De oude man zegt dan: “Ik denk altijd als Toewan Allah ieder mens, maar dan ook ieder mens laat doodgaan, meneer, dan kan de dood niet slecht zijn. Dan moet de dood goed zijn, meneer. Er kunnen hier op aarde natuurlijk allerlei foutjes gebeuren, meneer, begrijpt u wel? Door het kwade in de mens. Die twee gebeurtenissen moeten goed zijn, meneer. Ja, daar tussen in, meneer, dikwijls soesah.”

 

Friedericy was duidelijk geen autobiografisch schrijver. In De eerste etappe vertelt hij over zijn eerste jaren als bestuursambtenaar op Celebes eb daarin laat hij maar weinig van zichzelf zien. Het is interessant om die brieven te lezen, maar meer toch niet. Friedericy is te gereserveerd, te beschroomd. Maar in het geheel van dit verzameld werk past De eerste etappe zeker. Het is jammer dat Friedericy niet meer heeft geschreven. Zo'n korte roman als De raadsman met een waarlijk subliem slot, is het waard om regelmatig herdrukt te worden.

 

MAARTEN 'T HART



 

Laatste wijziging: 08.06.2015