Vrij Nederland - 5 januari 1974
Een huzarenstuk is de halve geschiedenis
Annie Romein-Verschoor
over
De huzaren van Castricum. Een geschiedenis van de Nederlandse Republiek van 1780 tot 1800, door
A. Alberts
Amsterdam, Em. Querido's Uitg. 1973.
Wanneer ik zeg, dat dit boek van A. Alberts, waarvan ik hoge verwachtingen had, mij een beetje is tegengevallen - en dat is het - dan moet ik dat meer aan mezelf en aan de uitgever wijten dan aan de auteur. Deze toch is niet aansprakelijk voor mijn verwachtingen en voor de wijze waarop zijn boek gepresenteerd wordt. Ik verwachtte iets anders van de ontwerper van de suggestieve beelden van De Bomen en De Eilanden, ik was er voor gaan zitten om opnieuw de ironie en het understatement te genieten van Met de Franse Slag en zijn beide boekjes herinneringen van Nederlands-Indië op zijn laatste benen.
Titel en ondertitel maakten wel een wat hybridische indruk. Eerlijk gezegd had ik geen kennis aan die huzaren en al was het meteen duidelijk, dat ze betrokken moesten zijn geweest bij de befaamde inval van Engelsen en Russen boven Camperduin, dan nog leek het vreemd, dat ze zo centraal kwamen te staan in wat 'een geschiedenis van de Nederlandse Republiek van 1780 tot 1800' wordt genoemd. De tekst waarmee het boek op het stofomslag gepresenteerd wordt, lost dat raadsel niet op, maar belooft wel het bewijs, dat de Verenigde Republiek in de tweede helft van de 18de eeuw niet het suffe landje uit de Pruikentijd was, dat ons traditioneel is overgeleverd. Nu is Alberts niet de eerste die zich tot een herziening van dat traditionele beeld zet: laat ik alleen maar M. de Jong Hzn.'s biografie van Van der Capellen en het werk van De Wit over De Strijd tussen Aristocratie en Democratie in Nederland 1780-1848 noemen en de heruitgave van Van der Capellens Aan het Volk van Nederland door de Wertheims, alle drie titels die in de literatuurlijst van Alberts ontbreken. Maar juist daarom was ik nieuwsgierig naar wat Alberts had bij te dragen tot 'het eerherstel' van de Patriotten en de geschiedenis van de groei van de liberaal-democratische gedachte in Nederland. En dat nog te meer, omdat diezelfde tekst een confrontatie leek te beloven met de grondleggers van die gedachte en van de 18de eeuwse vernieuwing: 'De mensen, heel curieuse figuren vaak, voeren de boventoon' staat daar te lezen.
Wel nu, het is spijtig het te moetne zeggen, maar Alberts' werk, zoals het daar ligt, beantwoordt noch aan deze flaptekst-beloften noch aan mijn verwachtingen. Het is - natuurlijk, zou ik bijna zeggen - goed geschreven en er is een massa studie en kennis in verwerkt, maar het is eerder een stuk politieke en vooral diplomatieke en wat militaire Europese geschiedenis dan het verhaal waarom de pruikentijd niet zo'n pruikentijd was, laat staan een uiteenzetting waarom hij ons nu al bijna twee eeuwen lang in leerboekjes vaderlandse geschiedenis en elders zo is voorgesteld. Er komen geweldig veel namen in het boek voor - maar helaas niet het daarbij bijna onmisbare register! - maar mensen, 'heel curieuze figuren' die de boventoon zouden voeren, worden dat zelden. Zelfs Daendels die vrij vaak genoemd wordt, krijgen we vooral als militair te zien, maar niet hoe hij uit de provinciale wereld van Hattum via de advocatuur naar dat generaalschap toegroeit. We stuiten op weinig ter zake doende intermezzo's als Nelson's optreden in Napels en Sicilië, of dat van Van der Noot en Vonck in de Oostenrijkse Nederlanden, we ontmoeten, maar altijd uiterst vluchtig, een reeks Nederlandse, Franse, Engelse, Russiche, Oostenrijkse en Pruisische diplomaten allemaal zorgvuldig geciteerd uit de archiefstukken.
Patriotten
Er is wel sprake van 'vooruitstrevenden' en van 'vernieuwing', van het feit zelfs, maar dat zeer terloops, dat de 'revolutie' in de Nederlanden enige jaren eerder dan in Frankrijk aan het woord komt, maar niets over het verval van de industrie (terloops al weer is er sprake van veel werkelozen en armlastigen, maar niet van de verwildering die dat meebrengt in een maatschappij zonder sociale voorzieningen). Van der Capellens Aan het Volk van Nederland wordt genoemd, maar van de hele sociale grondslag van het patriottenwezen, van de opkomst van een nieuwe, van een plaats op 'het kussen' verstoken, burgerij van intellectuelen, van burgerrechten uitgesloten katholieken en andere dissenters, van hun culturele activiteiten: de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, Teyler' en zoveel ander genootschappen, de Santhorsters of de Post van de Nederijn van Pieter 't Hoen, van de rol van Betje Wolff of Bilderdijk met zijn verdediging van Kaat Mossel krijgen we niets te horen en een schets van de vooraanstaande patriotten Van Berckel, Zeeberg, De Gijselaar, de man op wie de scheldnaam 'Keezen' terug zou gaan, Valk, Van der Kemp, Wiselius en Pieter Vreede, 'typisch representant van de moderne progressieve burgerij in opstand tegen het vermolmde aristocratisch bestel,' van wie ons nog altijd, zoals Werhtim heeft opgemerkt, een biografie ontbreekt, krijgen we op zijn best een enkele naam genoemd.
Als rehabilitatie van de 'pruikentijd' kan dit stuk politiek-diplomatieke geschiedenis moeilijk dienen, al hebben al die politici en diplomaten ongetwijfeld pruikjes gedragen. En al is het vanzelfsprekend, dat een nog altijd zeer rijk land en grote koloniale mogendheid na die beruchte vrede van bij u, over u en zonder u niet meteen aan de deur van de Europese conferentiekamer was gezet.
Ik wil graag aannemen, dat de huzaren van Castricum dapper gestreden hebben en dapper gesneuveld zijn, zoals goede soldaten al zoveel eeuwen lang gedaan hebben, ter wille van een 'famous victory', waarvan ze de betekenis niet door hadden. Ik heb niets tegen wat er wel in dit boek staat, maar ik mis te veel wat er niet in staat en wat de presentatie ons had doen verwachten. Een presentatie die tot aan het eind toe er naast is door ons te beloven, dat we de strijd om Bergen en Castricum zich zullen zien afspelen tegen 'het prachtige decor' van het 'op het eerste gezicht zo onheroïsche Nederlandse landschap'. Want begrijpelijkerwijs heeft de schrijver bij het nauwkeurig optekenen van al die troepenverschuivingen even weinig aandacht gehad voor dat landschap als Daendels die bij het voltrekken ervan hoogstens gecontroleerd heeft of de bodem misschien te drassig was voor zijn kanonnen.
De politiek en diplomatieke geschiedenis heeft zijn recht van bestaan naast die van andere deelgebieden, maar in de geschiedenis van de laatste decenniën van de Republiek gaat het niet om hoogtepunten als de nog-net-niet-nederlaag bij Doggersbank of het uitschakelen van andermans en eigen soldaten, waarvan de ruïne van Bergen het eeuwig monument blijft, maar om de ideeën, de activiteiten en de lotgevallen van de dragers van onze burgerlijke revolutie, die jaren lang ondergedoken tijdens de Restauratie, in Thorbeckes grondwet volwassen zullen opduiken.
Zou het niet iets voor Alberts zijn dit 'pendant' van zijn huzarenstuk nu aan te vatten?
Laatste wijziging: 31.05.2015