A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

 

Het Binnenhof, 3 maart 1962

 

Jong bestuursambtenaar in de oude Oost

 

De eerste etappe

 

FRIEDERICY ZEGT HET IN BRIEVEN

 

CARELTJE HERMANIDES zoals hij zichzelf noemt, geboren te Onstwedde, later woonachtig te Geldrop in Brabant, gaat in Leiden studeren en vertrekt daarna op jeugdige leeftijd, even in de twintig, naar Nederlands-Oost-Indië, toen nog bekend als de Oost. Hij amuseert zich op de lange reis over zee, hij vindt er een meisje, Els, erg aardig en hij maakt er kennis met de heer O'Brien, die ervoor zorgt dat hij in Zuid-Celebes terecht komt, in Watampone) onder O'Brien zelf. Als altijd in de Oost van toen maakte Careltje als bestuursambtenaar nogal veranderingen mee. Hij wordt klaarblijkelijk gewaardeerd als ambtenaar, hij wordt hogelijk gewaardeerd als gezelschapsmens, hij kan goed meedoen en hij is bovendien beschaafd.

 

  Hij vertelt over de reis en zijn verblijf in Watampone en zijn sociale successen in brieven aan zijn ouders in het vaderland, in Geldrop. In deze brieven krijgt men werkelijk enig idee hoe zo'n eerste etappe ,destijds in de twintiger jaren voor een jong bestuursambtenaar in de Oost was. We zouden er helemaal niet van opzien als H. J. Friedericy, de schrijver van “De Eerste Etappe”, dat bij Querido te Amsterdam verscheen, ons mededeelde dat het geen verzonnen brieven zijn, die de eerste etappe zien laten, maar werkelijke brieven, eens door hem zelf naar zijn ouders geschreven, toen hij het bestuur als jong ambtenaar in Celebes in stand hielp houden. We veronderstellen dat dit niet het geval is, dat ze inderdaad verzonnen zijn, maar ze lijken sprekend op echte brieven, verwisselbaar sprekend zelfs. Dat geeft meteen aan, dat “De Eerste. Etappe” een heel ander soort boek is dan de vorige boeken die H.J. Friedericy bij dezelfde uitgever publiceerde.

 

Directe herinneringen
  In “De Laatste Generaal” gaf hij herinneringen weer van andere mensen, het is een historische kleine roman en historische novellen zijn in zekere zin “Vorsten, Vissers en Boeren” en “De Raadsman” al behelzen zij niet speciaal herinneringen van andere mensen, maar herinneringen van H. J. Friedericy zelf.
  Dat wil zeggen dat ze op dergelijke herinneringen gegrond, daaruit voortkomen, maar omgevormd tot verhalen, met een duidelijke sfeerschepping en met een volledig gestalte geven van de personen, uiterlijk en innerlijk.
  Zij zijn dus geen directe herinneringen, maar scheppingen van de verbeelding, meer dan alleen maar herinneringen. Ze zijn geschreven in een schijnbaar eenvoudige, maar zeer verzorgde stijl, zoals wel meer boeken over de oude Oost die na de tweede wereldoorlog verschenen en die terecht tot de voornaamste publikaties van Nederlandse literatuur in deze tijd gerekend worden. Men proeft er soms iets van Van Schendel in na in zijn latere periode, toen hij van zijn grootste manierlijkheden afstand had gedaan.
  In “De Eerste Etappe” krijgt men echter met de sfeerschepping en deze gestaltenschepping, uiterlijk en innerlijk, nauwelijks te maken. Deze brieven mogen dan verzonnen zijn, het zijn brieven typisch voor een jonge man met het verleden van Careltje Hermanides en het milieu van Careltje Hermanides. Als Careltje naar huis geschreven had in de trant van de vorige boeken van Friedericy zou men hem thuis terecht voor een beetje van de wijs aangezien hebben, men dramatiseert in brieven niet en men geeft er geen volledige karakterbeschrijvingen of dichterlijke beschrijvingen van de landstreek waar men zich bevindt. Vroeger, in de vorige eeuw nog, is dat wel gebruikelijk geweest, maar tegenwoordig niet meer en die oude brieven vinden we dan ook gewoonlijk een beetje belachelijk of geposeerd.
  Careltje Hermanides, die van deze eeuw is, bezondigt zich dan ook niet aan die dingen, hij doet in zijn brieven mededelingen van feiten, hij geeft wel eens een karakteristiek van personen, maar altijd bewust opperv1akkig, hij schrijft over het landschap zakelijk en over toestanden soms uitvoerig maar ook strikt zakelijk, haast, zou men zeggen, wetenschappelijk.

 

Interessant nieuws
  Hij schrijft wat ouders van een brievenschrijvende zoon verwachten, hij deelt hun mede wat ze graag willen weten, voor hen interessant nieuws; hoe hij het maakt, met wat voor soort mensen hij omgaat, wat zijn ervaringen in zijn werkkring en wat zijn ervaringen in zijn vrije tijd zijn.
  Als Careltje Hermanides bij een amateurvoorstelling optreedt in Herman Roelvinks “Lentewolken” vergeet hij dat niet te schrijven en hij sluit er een kritiek van de plaatselijke krant bij in waar hem alle hulde wordt gebracht.
  De ouders in Geldrop zullen gedacht hebben: wat maakt hij het daar goed ginds, wat een flinke zoon hebben we, hoe kranig weet hij de moeilijkheden van het bestuur aan te pakken en hoe tactvol gaat hij te werk.
  Dat wil niet zeggen dat Careltje Hermanides direct opschept, maar zo tussen de regels door is dat alles toch wel uit zijn brieven op te maken.
  Hij vergeet ook nooit zijn brieven te kruiden met humor, soms een tikkeltje flauw, altijd gemoedelijk, maar soms ook geestig, zoals het gesprek tussen Careltje en een voorzitter van de Landraad in Bantaëng.

 

  “lk vermoed, dat U van de Groninger kant komt?”, zegt Careltje.
  “Kan u dat hoorn?”, vraagt de landraadsvoorzitter onthutst.
  “’n Beetje”, zegt Careltje.
  “Da's ja bijna niet te geloobm”, zegt de landraadsvoorzitter.

 

  Men volgt in de brieven de jonge Hermanides op zijn verplaatsingen. Van Watampone wordt hij overgeplaatst naar Makassar, van Makassar naar Maros, van Maros naar Sindjai, van Sindjai naar Bantaëng, van Bantaëng weer naar Makassar en tenslotte wordt hij controleur: van Gowa met als standplaats Soenggoeminasa, waar hij zijn voornaamste bestuurlijke arbeid verricht en waar hij de man ontmoet, die Friedericy later in “De Raadsman” zal gebruiken voor de titelpersoon van dit verhaal.

 

Happy end
  Op het eind van “De Eerste Etappe” trouwt Carel Hermanides met een onderwijzeres, mejuffrouw Chris van Engelenburg.

 

  “Als wij in Holland komen”, schrijft hij dan aan zijn ouders, “wat wel niet voor het eind van dit jaar zal zijn, zal blijken wat een goede dochter, als allerjongste bij jullie haar entree maakt.”

 

  Een eenvoudig einde van een eenvoudig hoek, dat gewaardeerd dient te worden als zodanig. Brieven - een enkele uitzondering daargelaten als Cicero en Madame de Sevigné - kunnen zeer aangename lectuur zijn, ze zijn gewoonlijk te weinig beeldend om tot de scheppende literatuur gerekend te worden. Wie “De Eerste Etappe” vergelijkt met de vorige boeken van Friedericy en dan niet vindt wat hij verwacht, kan door “De Eerste Etappe” teleurgesteld worden. Maar wie niet vergelijkt of vergelijken kan en het boek neemt als het is, zal het een leesbaar en onderhoudend, niet oninteressamt werk vinden al zal het hem waarschijnlijk nooit diep treffen.

 

JOS PANHUIJSEN    



 

Laatste wijziging: 09.06.2015