Over Alberts 24 mei 1995 Tempo doeloe 2 juni 1962 Vaarwel Nieuw-Guinea 4 aug. 1962 De zilveren kogel van James Graham Claverhouse 28 dec. 1963 Compromis, afkoeling, plundering 9 apr. 1966 Van de prins geen kwaad willen weten 7 mei 1966 Hoe komt de koning aan de kost 20 aug. 1966 "Nu is Mortimer Heer van deze stad" 24 dec. 1966 Bevrijding onder de zon 2 mei 1970 Het mooiste verhaal 12 dec. 1970 Bert Alberts zestig jaar 21 aug. 1971 Een morgen, een middag en weer een morgen 31 dec. 1976 Amsterdammer |
De Groene Amsterdammer 7 mei 1966
Van de prins geen kwaad willen weten
In
het begin van de vorige eeuw was het, op het eerste gezicht gezien,
de beste van alle tijden voor de continuïteit van het Britse koningschap.
De regerende . vorst, George III kon men die actieve betiteling weliswaar
nauwelijks geven - de man was niet alleen heel oud, maar ook volslagen
gek, maar hij had een heleboel kinderen. Zeven zoons en vijf dochters,
allemaal van middelbare leeftijd, maar van dat hele weinig aanvallige
groepje was er maar één, die een wettig kind had: de Prins-Regent met
zijn dochter, prinses Charlotte, die in 1814 verloofd werd met de Prins
van Oranje, onze latere koning Willem II. Het meisje voelde bijzonder
weinig voor onze Willem. De verloving werd verbroken en een jaar later
trouwde ze met een Duitse prins, Leopold van Saksen-Coburg en nog een
jaar later was ze dood.
Ze had een Duitse moeder en een Duitse
gouvernante, terwijl ze bovendien nog met bijzondere belangstelling
werd gadegeslagen door een Duitse oom, Leopold, de weduwnaar van Charlotte,
de man, die in 1831 koning der Belgen zou worden.
Er was eigenlijk maar één kandidaat
Veel pretendenten waren er niet. Het schijnt dat de Prins van Oranje een kans heeft gewaagd voor een van zijn zoons, tot grote woede van onkel Leopold overigens, maar als deze poging al ernstig gemeend is geweest, dan heeft hij eenzelfde soort teleurstelling ondervonden als een jaar of twintig tevoren.
Er was eigenlijk maar één kandidaat: alweer een Coburg, namelijk Albert, de zoon van de oudste broer van Victoria's moeder en de enige moeilijkheid werd gevormd door de omstandigheid, dat Victoria zelf nog niet veel voor de huwelijkse staat voelde en Albert al evenmin. Maar er viel niet aan te ontkomen en toen de jongeman, een fatsoenlijk, maar daarom niet minder typisch produkt van. wat Verlichting en Romantiek in hogere Duitse standen teweeg kunnen brengen, beide benen in twee gelakte laarzen op Engelse bodem zette, ging de jonge Koningin in bijna letterlijke zin door de knieën. Ze zei na afloop van hun eerste tête à tête tegen haar premier: "Het is heel goed tussen Albert en mij." En de premier zei: "Kijk 's aan".
Het was helemaal niet zo mooi. En het is tegelijkertijd een klein wonder als men beseft om wat voor snelle en efficiënte manier iemands omgeving iemands afkomst kan beïnvloeden, om niet te zeggen overheersen. Victoria zelf was een prinses uit het huis Hannover, de George's zogezegd. Van hen was de eerste ruim honderd jaar tevoren naar Engeland gekomen als een boerse prins, die behalve wat Latijn alleen maar plat-Duits sprak. En met zijn zoon, George II, was het al net zo geweest. De derde George daarentegen had zich al de Patriottische koning horen noemen en de vierde ontpopte zich als een echte Britse schuinsmarcheerder. En ondertussen almaar met Duitse prinsessen trouwend, lieten zij in 1837 de Britse kroon na aan een meisje, dat, opgevoed door een Duitse gouvernante, tevens domineesdochter en, gekoesterd door een Duitse oom, zo Brits was als het maar kon.
Al te Brits voor Albert misschien? Of Albert a1 te Duits voor haar? Een feit is dat Victoria haar beroep een prachtig beroep vond en ambitieus genoeg was om er het beste van te maken, terwijl Albert van de politiek van zijn nieuwe vaderland waarschijnlijk niet veel meer wist dan dat er twee partijen waren, die Whigs en Tories werden genoemd en wier aanhangers elkaar haatten met al het vuur, dat in welopgevoede kringen kan worden opgebracht.
Met de politieke belangstelling van Victoria zelf was er trouwens ook iets aan de hand: veel te eenzijdig. Ze had bij haar troonsbestijging een Whig-regering aangetroffen onder een premier, de bijna zestigjarige Lord Melbourne, die kort gezegd een schat van een man was. Hij was in de ogen van de Koningin de aanvoerder der lieve Whigs en de boze Tories behoorden er niet aan te pas te komen. Kortom, de Koningin was Whig, de hele hofhouding was Whig en Albert moest het natuurlijk ook worden. Hij kreeg van zijn vrouw bij provisie een Whigse secretaris aangemeten. En zo zou alles, dacht Victoria, zich ten goede keren in deze beste van alle mogelijke Whigse werelden.
Nu was Albert een intelligent man, die
al gauw begreep, dat het zo niet kon. Er hoefde maar een kleinigheid
te gebeuren, zoals bij voorbeeld het ontstaan van een Tory-meerderheid
in het Lagerhuis en de hele situatie, de hele verhouding tussen hof
en parlement, zou uiterst pijnlijk kunnen worden. Ze was trouwens al
pijnlijk genoeg. Het Lagerhuis, welks leden men het nauwelijks kwalijk
kon nemen, dat ze nog niet achter de wezenlijke scherpzinnigheid van
de Prinsgemaal waren gekomen, zag alleen maar een koppige Koningin,
die zich niet boven de partijen wist te stellen en het had de beschikking
over allerlei huismiddeltjes om haar te ergeren. Een daarvan was bij
voorbeeld een drastische vermindering van het door de regering voorgestelde
inkomen van de Prins. En kort daarna viel de slag. De Whigs kwamen in
de minderheid en de Tories namen de regering over.
Het voornaamste winstpunt was wel, dat de Koningin haar eigengereidheid kwijtraakte. Of liever, want de zaak lag feitelijk anders, zij schakelde over op haar man. Voortaan was het: wat Albert doet is welgedaan. En dit was nu eigenlijk weer wat teveel van het goede. Want Albert had van de pap geproefd en hij lustte, net als Oliver Twist, nog wel een bordje.
Het echtpaar nam Palmerston's eigengereidheid niet
Dit gebrek aan samenwerking tussen de vorstelijke echtgenoten kwam pas goed tot uiting, toen in 1846 het Tory-ministerie van Peel moest worden vervangen door een Whig-kabinet onder leiding van Lord Russell met Palmerston als minister van buitenlandse zaken. Palmerston was een man, die er een eigenaardige en zeer individuele politiek op na hield: in het buitenland liet hij zijn land optreden als een overdonderende, altijd aanwezige en altijd zijn wil opleggende verdediger van de politieke progressiviteit, terwijl diezelfde progressiviteit hem voor het Engelse binnenland volslagen koud liet.
En ondertussen waren Albert en Victoria
tot het gedeelde inzicht gekomen dat die revolutionaire dwazen in het
buitenland bepaald niet moesten worden aangemoedigd. Beide standpunten
kwamen derhalve al gauw met elkaar in botsing en Palmerston meende de
weg van de minste weerstand te kunnen volgen door eenvoudigweg de correspondentie
met de buitenlandse posten pas aan het koninklijk paar te laten zien
nadat de brieven al waren uitgegaan. Nadat dit enige malen was gebeurd
werd hij door Albert en Victoria op de vingers getikt. De minister putte
zich uit in verontschuldigingen: "Natuurlijk Madam, dat mag niet
voorkomen, Madam. Ik moet die ambtenaren van mij toch eens een flink
standje geven." En ondertussen werd de zaak op dezelfde voet voortgezet.
Een complete overwinning voor Albert en Victoria? Integendeel. De Palmerstonse politiek was populair in het land, en een paar weken later viel de regering. In het nieuwe kabinet kwam Palmerston terug, zij het op de minder gevaarlijke post van binnenlandse zaken. De strijd tussen het koninklijk paar en de rebelse, inconsequente, maar uiterst begaafde rninister werd voortgezet. Met wisselend succes maar voor Victoria en Albert bracht het conflict een onmiskenbare winst: ze streden samen en hun eenheid werd steeds groter. Bovendien kwam Victoria meer en meer onder de indruk van de toewijding en de intelligentie van haar man. Het is de grote, eigenlijk de enig werkelijke ramp van haar leven geweest, toen hij in 1861 vrij plotseling stierf. In zijn laatste ogenblik heeft hij haar nog even herkend toen ze tegen hem fluisterde: "Es ist kleines Frauchen." Ze is daarna nog veertig jaar koningin geweest en haar regering was zo goed als Engeland die maar had kunnen wensen. Omdat ze heeft geprobeerd het zo goed te doen als Albert het gewild zou hebben.
A.
ALBERTS |
Laatste wijziging: 09.06.2015