A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 


Alberts in De Groene Amsterdammer

 

Over Alberts
24 mei 1995
 

De Groene Amsterdammer 24 december 1966

 

A. Alberts

"Nu is Mortimer Heer
van deze stad"

Het drama van een Engelse radicaal uit de 15e eeuw

 

Wat zou het gevolg zijn van een ontmoeting tussen Shakespeare en Macbeth in het hiernamaals? Zonder enige twijfel moord en doodslag. Macbeth zou razend zijn en niet ten onrechte. Er is over deze Schotse koning weliswaar weinig bekend, maar de beschuldiging als zou hij zijn voorganger hebben vermoord om zich vervolgens als een afschuwelijke tiran te gedragen, komt enkel en alleen voort uit de duim van een onbetrouwbare kroniekschrijver. Niettemin is de man dank zij het genie van Shakespeare voor eens en altijd een getekende. Daar is niets meer aan te doen. Het nageslacht heeft er in ieder geval een prachtig drama aan overgehouden en misschien geeft het Macbeth zaliger nog wel een zekere voldoening, dat hij op een, zij het wat twijfelachtige manier, aan de vergetelheid is ontrukt.
Maar Shakespeare heeft nog meer op zijn kerfstok. Zijn beschrijving van het korte leven en de ondergang van Jack Cade bijvoorbeeld, zoals die voorkomt in het tweede deel van Hendrik VI, zal hem door de betrokkene niet licht worden vergeven. In dit koningsdrama heeft Shakespeare namelijk op een nogal misselijke manier en uit motieven, die bepaald niet door de beugel konden, de reputatie belachelijk gemaakt van een man, die aan het hoofd van een boerenleger naar Londen trok om op die manier een einde te maken aan de dictatuur van een der partijen aan het toenmalige hof. Toen Shakespeare dit schreef koesterde hij zichzelf in de warmte van het Tudorhof en in die omgeving werden verzetsbewegingen, gericht tegen de koninklijke macht beschouwd als iets hoogst onfatsoenlijks, dat met alle middelen mocht en moest worden bestreden. Shakespeare heeft hier braaf aan meegedaan en dit is van de dichter echt niet zo'n beste beurt geweest.
He t ware drama van Jack Cade speelt zich af in het jaar :1450. Koning van Engeland was de 29-jarige Hendrik VI, een man, die zijn ambt psychisch allerminst aankon en die het regeringsbeleid vrijwel overliet aan zijn ministers onder leiding van een protector.

 

Deze functie werd tijdens het bewind van de jonge koning voor wat het eigenlijke Engeland betreft eerst vervuld door de hertog van Gloucester (de mislukte derde man van Jacoba van Beieren) en daarna door een gunsteling van de koningin, de hertog van Suffolk. Suffolk's politiek schijnt voornamelijk te hebben bestaan uit het bevoordelen van familieleden en vrienden. De oppositie in de hogere kringen verzamelde zich rond een achterneef van de koning, de hertog van York, die in 1450 onderkoning van Ierland was. De minder hoge kringen waren ook ontevreden. Op het eerste gezicht hadden ze daar niet zo erg veel reden toe. De Engelse bezittingen waren in de voorgaande jaren weliswaar verloren gaan, maar daar stond tegenover, dat een einde kwam aan een geldverslindende oorlog. Verder nam het handelsverkeer sterk toe en daarmee de welstand van de handelaren. Als ze in die tijd het begrip hadden gekend, zouden de mensen misschien hebben gesproken over een hoogconjunctuur. En ze zouden ook hebben gemerkt, dat tijdens een dergelijk verschijnsel de regen niet gelijkelijk over rechtvaardigen en onrechtvaardigen neerdaalt.

 

In die dagen - en wanneer eigenlijk niet - werd een regering door de gewone man beoordeeld naar de manier, waarop belasting werd geheven en wat er met dat geld werd gedaan. De toenmaals op dit gebied in Engeland bestaande grieven kwamen in hoofdzaak hierop neer:
Er kwam veel te veel geld terecht bij Suffolk en zijn aanhang en vooral bij de arme familieleden van de uit Frankrijk afkomstige koningin.
Er waren onrechtvaardige belastingen, o.a. een jachtbelasting, te betalen door mensen, die niet eens mochten jagen en een belasting in de vorm van leveringen aan het hof, die niet of met de grootste moeite werden betaald, benevens vrijstellingen van belastingen, die in sommige gevallen ten laste van de belastinginners kwamen.
Voeg daarbij de omstandigheid, dat er meestal ontevredenheid ontstaat als de ene maatschappelijke groep, in dit geval de handelsstand, veel meer kansen krijgt dan de andere, te weten de boerenstand, dan is de situatie gunstig voor een heftige maatschappelijke beweging.
De beweging was heftig genoeg. In januari van het genoemde jaar werd de hertog van Suffolk door zijns gelijken ten val gebracht, maar zonder dat dit iets wezenlijks aan de regering veranderde. Zijn plaats werd ingenomen door de hertog van Somerset, ook een tegenstander van York, zodat de zaak op de oude voet voortging, ook toen in mei daaraanvolgende Suffolk door Kentse zeelieden werd vermoord bij een poging naar Frankrijk te vluchten. Maar het verzet was er en het kwam blijkbaar uit Kent.

 

In dit graafschap en in het naburige Surrey en Sussex liepen de kleinere landeigenaars te hoop en zij vonden een aanvoerder in een man, die van zichzelf Jack Cade heette en die waarschijnlijk tijdens de voorafgaande oorlog had behoord tot de omgeving van de hertog van York, stammend uit de koninklijke zijtak Mortirner. Cade werd door zijn volgelingen de Kapitein van Kent of ook wel Mortimer genoemd en boze tongen, waaronder naderhand Shakespeare, hebben beweerd, dat de man zich aandiende als een echte Mortimer om uit dien hoofde aanspraak te maken op de kroon.

 

Een uitstekend leider is Cade wel geweest, want nog geen maand nadat hij zijn volgelingen om zich heen had verzameld wist hij een koninklijk leger van twintigduizend man door onderhandelingen te dwingen Londen te verlaten en daarna lag de hoofdstad voor hem open. Shakespeare, die Cade heeft beschreven als een lallende imbeciel, alleen plezier vindend in het laten ophangen van mensen, omdat ze kunnen lezen en schrijven, maakt veel goed door de opstandelingenleider bij zijn aankomst in Londen één prachtige zin in de mond te leggen: "Now is Mortimer Lord of this city". Aanvaard als de leider van heel zuidoost Engeland legerde Cade zich in Southwark het zuidelijk stadsdeel, nam zelf zijn intrek in de herberg "Het Witte Hart" en begon zijn onderhandelingen met de afgezanten van het stedelijk bestuur. Dat was op 1 juli. Twee dagen later werd tussen de Kentenaars en Londen een overeenkomst gesloten. En toen begon de ellende. In feite moest Cade van toen af regeringshandelingen verrichten en een daarvan was uiteraard het heffen van belasting. Op diezelfde 3e juli, zaterdagavond nog wel, liet hij na een diner bij de Londense burger Curtis beslag leggen op de geldkist van zijn gastheer. Het was geen fijn gebaar. Bovendien behoorde het slachtoffer tot de rijkere handelaren. Cade's optreden zou waarschijnlijk bij de Londenaars minder weerstand hebben gewekt, als Curtis een boer was geweest, maar boeren waren in Londen nu eenmaal schaars. Er zou ook niets zijn gebeurd als het stadsbestuur Cade van de nodige middelen had voorzien om zijn leger te onderhouden. Zoals de zaken stonden was de aanvoerder wel gedwongen geweest tot zijn drastische maatregel.

 

De volgende dag, zondag, stond de hele City op haar kop en 's avonds om negen uur, terwijl het nog licht was, raakten de burgers en de troepen van Cade met elkaar in gevecht met alle woede, die een zich bedreigd voelende stadsbevolking en een zich bedrogen voelend boerenleger konden opbrengen. London Bridge werd een aantal malen veroverd en ontzet en pas laat in de volgende ochtend kwam het tot een wapenstilstand. Dat ogenblik werd door de landsregering uitgekozen om een einde te maken aan het verzet. Cade werd uitgenodigd voor een conferentie met de Lord Kanselier, kardinaal Kemp, teneinde de grieven van de opstandelingen te bespreken.

 

Een nacht van hard vechten had de mensen rijp gemaakt voor overreding. De vrede kwam zo snel en zo gemakkelijk tot stand, dat Cade, wantrouwig geworden, de eis stelde, dat de voorwaarden van het verdrag door het Parlement zouden moeten worden geratificeerd. Kardinaal Kemp antwoordde, dat dit niet ging, want het Parlement was ontbonden en het nieuwe zou pas 'n paar maanden later bijeenkomen. Hierop liet Cade weten, dat hij dan tot zolang onder de wapenen zou blijven.

De rest van het verhaal laat zich gemakkelijk raden. Cade kon vertellen wat hij wilde, maar zijn aanhangers hadden er genoeg van en gingen naar huis. Cade, beschuldigd van verbreking der voorwaarden, moest vluchten en werd een week later door de sheriff van Londen ontdekt en neergestoken. Engeland zou tot de tijd van Cromwell moeten wachten op een gewapend verzet tegen een absolutistische regering.




 

Laatste wijziging: 09.06.2015