A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

 

De Groene Amsterdammer, 24 januari 1959

 

HET BOEK VAN DE MAAND

 

De laatste generaal

 

Door H.J. Friedericy

I BASE, zijn moeder, was aroe (Boeginees vorst, volkshoofd) geweest, vorstin dus van de kleine vazalstaat Bontorihoe, behorend tot het rijk van Bone (Z. W.-Celebes). Zij was een wrede, eigenzinnige, driftige vrouw, die twee zoons ter wereld bracht, Tappa en Mappa. De oudste ging weldra op in het verwijfde en verwekelijkte leven van het Bonese hof, waar hij ten gevolge van een liefdesschandaal de dood vond. Het was dus Mappa, die na verloop van tijd zijn moeder opvolgde en Aroe Bontorihoe werd op zijn beurt. Wel verbond hij zich nauw met de Bonese koning Aroempone, maar hij was van een oermannelijke drang naar zelfstandigheid. Door zijn bekwaamheid als bevelhebber, zijn persoonlijke moed, maar ook als verteller en spotter, werd hij voor de al zeer bejaarde en zwakke Aroempone onmisbaar en hijzelf vereerde de koning volgens de traditionele opvattingen van de vazal. Wanneer de veel jongere halfbroer des konings, bezield van verlangen, zelf de troon te bestijgen, Aroe Bakka, met alle middelen van gunst en charme zijn vertrouwen wint en hem voorstelt Aroempone door geweld, gepaard aan list, van het leven te beroven, wordt Bontorio's trouw op de proef gesteld. Maar hij aarzelt niet aan Aroe Bakka, de verrader, te voltrekken wat voor Aroempone was bedoeld. Hij doorsteekt hem in een vertrouwelijke nachtelijke bijeenkomst, zonder getuigen, en weet tegelijk zijn huis in vlammen te doen opgaan, waardoor elk spoor van zijn daad is uitgewist.
   Enige malen behaalt Bontorio, in dienst van zijn koning, overwinningen op naburige heersers, maar zijn uur van beproeving komt eerst, als de soldaten van de Kompanie, de Hollanders, oprukken naar het in zijn zelfstandigheid bedreigde Bonese rijk. Men begrijpt eigenlijk wel, dat de strijd tegen deze overmacht hopeloos zal zijn en zelfs de rijksbestuurder heeft de moed verloren. Maar de oude koning en zijn jonge, onbetekenende zoon willen het wagen. Zij moeten het wel wagen: hun trots is zo groot, dat die zich omzet in een misplaatste zelfverzekerdheid. En bovendien gaan zij af op gunstige voorspellingen van een paar vrome Islamieten aan het hof.
   Bontorio blijft ook nu trouw en brengt naar beste weten de verdediging in orde. Maar het tempo der Hollandse militairen is niet dat van de Oosterse verdedigers. Na een schijnoverwinning, die hij op zijn gemak, naar traditioneel gebruik aan zijn koning wil gaan melden, ervaart Bontorio tot zijn ontsteltenis, dat plotseling het kanonvuur losbraakt, dat de grote plompe Hollanders met hun spijkerlaarzen en in hun blauwe uniform de Kraton al bezet hebben, dat de koning al op de vlucht is, en dit alles in minder dan geen tijd. Was dit te wijten aan het onvergeeflijke verzuim de rijkssieraden niet mee in het veld te hebben gebracht, de onoverwinnelijke lans, de gouden kris en wat er verder toe behoort?
   De eerste zorg van de Hollandse overweldigers is nu, de koning in handen te krijgen, maar vooral Bontorio, en er wordt op hem een drijfjacht georganiseerd op aanwijzing van een adellijke Boeginees Sampara Daëng Malewa, die zich uitgeeft voor Botorio's verbitterdste vijand sinds vijftien jaar en die tot elke prijs zijn ondergang zoekt. Meer dan zes weken lang wordt er achter zijn spoor gepatrouilleerd, maar telkens blijkt hij net weer doorgetrokken te zijn. Dit spelletje duurt, totdat Sampara Daëng Walewa, de quasi-verrader, zich bij de Toewan Petoro, de Hollandse bestuursambtenaar aandient, met de woorden: “Ik ben Aroe Bontorihoe en ik kom mij in uw handen stellen.”

“Bontorio, De Laatste Generaal” was reeds in 1947 verschenen, maar elf jaar later werd het boek herdrukt in door de schrijver gewijzigde vorm als “De Laatste Generaal, Bontorio”.
Onder de literaire werken, die onze band met Indonesië heeft opgeleverd, munt het uit door het volkomen Aziatische karakter van het verhaal. Wat maar zelden werd beproefd, bracht dr. Friedericy hier tot een goed einde: een historisch verhaal, dat geheel van de mentaliteit van het oosten uit geschreven werd, met opmerkelijk vermogen om zich in de sfeer der Bonese vorstenhuizen in te leven.
Ook in een volgend boek, “De Raadsman” vertelt dezelfde schrijver boeiend en overtuigend van deze landstreken, waar hij omstreeks 1925 als bestuursambtenaar het Nederlandse gezag vertegenwoordigde, nadat dit in 1906 de macht volledig aan zich had getrokken.
Om de puurheid, evenwel, van het interessante vorstenverhaal uit die vroegere periode, gaf de commissie er de voorkeur aan, ditmaal als boek van de Maand aan te wijzen de roman van H.J. Friedericy, “De Laatste Generaal” (uitgave Em. Querido, De Salamander ƒ 2.50).
   Dit is in het kort het verhaal van Bontorio's leven, door Friedericy op de meest aanschouwelijke wijze verteld. De schrijver zelf heeft in zijn functie aldaar veelvuldig aanraking gehad met de in schijn nog voortbestaande vorstenhuizen en met de hoge inlandse adel van de streken, waarin dit historisch verhaal zich afspeelt. De eigenaardige rol der aradjangs, de rijkssieraden, waarop de innerlijke kracht dezer volken is gebaseerd, het priesterschap van vrouwen of verwijfde mannen, allerlei gebruiken en ceremoniën, ze worden volkomen menselijk en begrijpelijk tot ons gebracht, omdat de Westerling zijn eigen mentaliteit terzijde wist te houden, om die van de Oosterling des te duidelijker te laten spreken. In pracht en praal betuigen in tijden van oorlog de aroes hun trouw aan de koning:
   “Het was vier dagen voor het begin van de vijandelijkheden tegen Wadjo. Or het grote, dorre, platgetrapte veld voor het paleis waren de soldaten uit alle delen van het Bonese rijk samengestroomd en met gespannen gezichten trachtten zij iets te zien van het ritueel, dat zich voltrok bij een van de poorten van de kraton. Aroe Bontorihoe stond met de andere edelen, die niet behoorden tot de hofhouding, vooraan, en geboeid zag hij toe hoe op de maat van de kloppende trommen de hofpriesters hun heilige dansen dansten. De oude hoofdbissoe, die niet als vrouw gekleed was, doch wel een vrouwelijk kapsel droeg, danste, in met briljanten gesloten, nauw sluitend zwart damasten jak en strak om het middel gevouwen, blauw-zwarte sarong, ter ere van de machtige aradjangs van het grote Bonese rijk. Hij danste met ingetogen vurigheid. In het verweerde bleke gezicht waren de ogen gesloten; met de magere, lange handen aan de zwart omspannen armen schreef hij sierlijke arabesken; als een opgestane dode schreed hij, het zeer smalle bekken licht heen en weer schokkend, tussen de andere bissoe's door, die dansend en nasaal een zweverige wijs zingend, zichzelf, de offerbuffels en de omstanders bestrooiden met rijstkorrels, gezwollen door de hitte van pas gedoofde as. De trommen klopten luider, begeleid door de snerpende poei-poei, wier melodie, hoog en wankel, zich als een koorddansend kind boven de menigte bewoog. Een dichte drom van mannen kwam de poort uit. Boven hun hoofden droegen zij rode en witte vanen aan stokken en omhoog gestoken zonneschermen. Ook droegen zij in hun midden op de schouders een baar. Een gemurmel ging door de duizenden: de aradjangs waren buiten! De massa zweeg. De trommen dreunden. Zij dreunden in de borst van Mappa. Weer kwam een groot aantal mannen de poort door en weer ging een gemurmel door de rijen: “Aroempone! Aroempone!” Aroempone omringd, Aroempone onttrokken aan het oog door meer dan driehonderd hovelingen, gekleed in glinsterend brokaat. Een boven de stoet varend, klein baldakijn liet weten, waar de koning zich bevond. Aroe Bontorihoe voelde zich gegrepen door ontroering. Zijn hoofd was verward en zijn slapen hamerden. De priesters dansten en zongen, ongestoord door wat om hen heen gebeurde, de trommels klopten en de klarinet joeg haar hoge wijs over de hoofden.
De hete zon scheen en de duizenden mannen zweetten. Aroe Bontorihoe zag bloed golven uit de wijd open gesneden buffelkelen, hij zag bloed sprenkelen op krissen, lansen, banieren, hij rook de geur van bloed. Hij voelde zich meegezogen met de andere edelen en plotseling ontstond vóór hem een gapende ruimte en aan het einde daarvan zat, ver en wazig. Aroempone. De trommen klopten. Een edelman, de kris in de krampachtig omhooggestoken rechterhand, zwoer trouw, de stem hees van opwinding, met lichtgebogen rechterknie voor- en achterwaarts springend. Eensklaps werden zijn bewegingen onzeker en schokkend en vier of vijf mannen ontwapenden hem en brachten hem weg. Mappa voelde zich duizelig. Zijn hart klopte wild, meegesleept door de kloppende trommen. De ene aroe volgde op de andere, hartstochtelijk van zijn verknochtheid aan Bone's koning getuigend. Aroe Bontorihoe kwam voor zijn vorst te staan en het was of hij stervend wegzonk en alleen de trommen bleven leven. De trommen. De trommen. De trommen.”
   I Base was niet gesteld geweest op haar intrede destijds als aroe in het zwarte huis. Niet zeer gesteld op haar nieuwe positie, sprak zij “met scherpe stem de woorden, die in Bontorihoe in nog geen dag bekend en in geen honderd jaar vergeten zouden zijn: “Zo ben ik dan gedoemd om apen te gaan regeren”.” Inderdaad brengt deze machtspositie haar ook weinig geluk, maar het is toch vooral haar eigen, bijna mannelijke geaardheid, die haar zo gehaat en haarzelf het leven zo hatelijk heeft gemaakt. Zij voelt zich niet thuis aan het hof van Bone, als zij daarheen wordt ontboden, en waar haar man juist als hoveling zo schittert. Hoewel zij van haar zoon Mappa heeft gehouden, erft hij van haar, en niet van zijn vader, de meest kenschetsende eigenschappen: hij is alleen hoveling uit noodzaak, het liefst echter dobbelaar, jager of krijgsman. En in dit laatste bedrijf maakt hij zijn glorieus-catastrofale carrière.
   Een boek, waarin zoveel gebeurt in een zo beknopte vorm te hebben kunnen geven, is een bijzondere verdienste van de auteur. Hij heeft zich blijkbaar zo volkomen met zijn onderwerp vereenzelvigd, dat hij telkens feilloos de kern der dingen heeft getroffen. Zo kreeg zijn boek een sterke kleur en een harde, zeer wezenlijke vorm. Het ontstond uit bewondering. Het wekt ook bewondering bij de lezer.

C. J. KELK     



 

Laatste wijziging: 03.06.2015