Bert Herben
|
Scriptie Universiteit van Amsterdam, 1986
|
Titelpagina Inhoudsopgave Probleemstelling Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Conclusie Bibliografie Bijlage |
4. CONCLUSIE
Het is duidelijk dat de ethische politiek een belangrijke bron van inspiratie is geweest voor de bestuursambtenaar en schrijver H.J. Friedericy. Zijn beschouwend proza is eigenlijk niets anders dan een deel van het corpus teksten waarin de 'conservatieve' richting van deze visie op de koloniale verhouding zijn neerslag vindt.
In hoofdstuk 3 heb ik het deel van het oeuvre van Friedericy dat in het kader van de doelstelling van deze scriptie relevant is, en dat is vrijwel het volledige oeuvre, besproken. Uit deze bespreking blijkt dat de opvattingen over de koloniale verhouding die in zijn beschouwend proza tot uitdrukking komen, ook een belangrijke bijdrage betekenen tot de thematiek van zijn scheppend proza. Op welke wijze dit gebeurt, is aan de orde gekomen in 3.4., en ik verwijs dan ook graag naar de conclusies waarmee de besprekingen van de afzonderlijke werken worden afgerond.
- 147 -
In De eerste etappe geeft de jonge bestuursambtenaar informatie over zijn werk en de idealen die dit werk moet verwezenlijken.
Men kan het merkwaardig vinden dat Friedericy zich tot het einde van de jaren vijftig in zijn literaire werk heeft beziggehouden met deze rechtvaardiging. De ethische politiek is dan al lang geleden tot een (abrupt) einde gekomen en met een verdediging van het ethische beleid kan dus geen enkel politiek doel meer gediend worden. Het feit dat hij nog een jongeman was toen hij naar Zuid-Celebes ging en zijn ervaringen daar een grote invloed op hem hebben uitgeoefend kan zijn blijvende belangstelling voor dit gewest verklaren. Maar vijftien jaar na het onafhankelijk worden van Indonesië worstelden ook vele andere ethici nog met de Nederlandse koloniale geschiedenis en met de na-oorlogse opvattingen daarover, zoals b.v. duidelijk blijkt uit de bundel terugblikken Balans van beleid (1962). Niet alleen konden zij hun grote taak niet tot een goed einde brengen, zij moesten zich na de oorlog ook nog eens verdedigen tegen het verwijt van jonge Indonesiërs én Nederlanders
- 148 -
dat zij slechts meegewerkt hadden aan de pogingen om de koloniale verhouding tussen Nederland en Indonesië langer te doen voortbestaan. Het na-oorlogse anti-kolonialisme was niet genuanceerd genoeg om de specifieke rol van de ethische bestuursambtenaar in de Indische samenleving positief te kunnen waarderen. Zo moesten de ethici ook na de oorlog hun beleid wel blijven verdedigen.
|
Laatste wijziging: 22.06.2015