A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

 

Nieuwe Rotterdamse Courant, vrijdag 23 november 1962

 

H. J. Friedericy
overleden

 

Van onze correspondent

 

   LONDEN, 23 nov. - De schrijver dr. H.J. Friedericy, ambassaderaad voor pers- en culturele zaken aan de Nederlandse ambassade in Londen, is vannacht plotseling overleden. Hij was 62 jaar oud.
   Herman Jan Friedericy werd op 8 juni 1900 in Onstwedde geboren. Hij studeerde indologie aan de rijksuniversiteit in Leiden en promoveerde daar in 1933 in de letteren en wijsbegeerte. Voor de Tweede Wereldoorlog vervulde hij functies bij het binnenlands bestuur in Nederlands-Indië. Na de oorlog was hij in diplomatieke functies werkzaam, o.a. als hoofd van de Indonesische afdeling van het Nederlands informatiebureau in New York en later als raad voor pers- en culturele zaken aan de ambassades te Washington en Bonn.
   Van Friedericy's hand verschenen een aantal romans en verhalenbundels. Hij was een van onze beste vertellers over het oude Indië. In zijn uitstekende roman “De laatste generaal” en in de al niet minder goede novelles “Vorsten, vissers en boeren” slaagde hij erin met het grootste gemak in de huid van zijn inheemse helden te kruipen, de wereld te zien geheel van hun standpunt.
   Dat werd enigszins anders in het grote verhaal “De raadsman”, over de vriendschappelijke samenwerking bij de bestuurstaak van een heel jonge Nederlandse controleur en zijn inheemse assistent. Scherp werd het leven zichtbaar van zo'n jonge Europeaan in de voor hem in het begin zo vreemde oosterse samenleving.
In zijn jongste hoek, “De eerste etappe”, neemt hij nog wat duidelijker afstand van de inheemse wereld. Zijn hoofddoel is daar een indruk te geven van het werk en het leven van de Nederlandse bestuursambtenaren, weer in Zuid-Celebes.

 

Zie verder pag. 2

 

In memoriam H.J. Friedericy

 

Vervolg van pag. 1

 

   Vele mensen uit het oude Indië, vrienden van Han Friedericy, die hij overal bezat, zullen geschokt zijn zoals wij door het nieuws van zijn overlijden. Voor allen die hem gekend hebben, zal het de vraag zijn of zij hem meer zullen missen om zijn capaciteit voor vriendschap, of als een van de beste schrijvers over het Nederlandse verleden in het vroegere Indië. In elk geval was hij, zowel in het persoonlijke gesprek als in zijn boeken, een briljant verteller.
   Er was alleen dit verschil. Zijn verteltalent in de vriendenkring was grandioos, maar zelfs de besten van zijn vrienden zouden hem niet in staat hebben geacht tot het schrijven van een klein meesterwerk als zijn roman “De laatste generaal”, waarin hij als in zijn verhalen “Vorsten, vissers en boeren” zijn grote gave toonde in de huid te kruipen van zijn inheemse helden. De wereld van de Nederlandse bestuurders werd duidelijker zichtbaar in zijn grote verhaal “De raadsman”, maar ook daarin toonde hij met finesse aan hoe er een relatie kon bestaan, gebaseerd op respect en vriendschap, tussen een jonge Nederlandse bestuursambtenaar en de inheemse bestuursassistenten.
   Toch is Friedericy stellig op zijn best in zijn verhalen die hij helemaal in de sfeer van de legende trok. Zo zag hij het verleden in het Oude Indië het sterkst, vol melancholie, maar zonder sentimentaliteit. De fameuze verteller in de vriendenkring wist dan precies hoe hij zijn verhalen van bijkomstigheden moest zuiveren om de diepst mogelijke indruk te maken.
  Zo alleen was het mogelijk voor Friedericy om het verleden ongeschonden uit te stallen.
   In de toon van de oude kronieken, maar ondanks alle soberheid levendig en meeslepend, schreef Friedericy zijn beste verhalen. Hij had een natuurlijke, goede smaak, een instinct voor bondig schrijven, dat op zijn best aan Stendhal deed denken. Al zijn werk bezat bovendien een grote warmte, een menselijke toon die voortkwam uit zijn trouw aan het verleden, zijn gehechtheid aan leven en werken in het oude Indië.
   Trouw en plichtsgevoel en daarnaast grote bekwaamheid, tact en zin voor ironie en de betrekkelijkheid van alle dingen, dat waren ook de kwaliteiten die Friedericy in zijn latere jaren kenmerkten als ambassaderaad voor pers- en culturele zaken te Washington, Bonn en ten slotte Londen. Overal maakte hij vrienden. Iedereen was aan hem gehecht en zocht zijn gezelschap; daarnaast verrichtte hij zijn werk voor Nederland met de voor hem typerende nauwgezetheid.
   Hij dacht wel eens aan de tijd waarop hij zich met zijn vrouw uit de dienst van het land zou terugtrekken om wat meer voor zichzelf te schrijven. Wat hadden zijn vrienden en lezers hem die jaren van rustig werken aan verdere verhalen graag gegund. Hij had nog veel kunnen doen.
   Gelukkig zijn er zijn boeken nog en de herinneringen aan persoonlijke vriendschap of contact op zijn schaarse lezingen in Den Haag, die de keren dat wij er waren, uitgroeiden tot manifestaties van genegenheid voor de unieke verteller Friedericy.
   Keer op keer moest hij achter zijn geestige anekdoten over Indië zijn ontroering verbergen voor wat dat leven voor hem en voor zijn toehoorders had betekend. Met zijn dood zal men zich niet snel kunnen verzoenen.



 

Laatste wijziging: 08.06.2015