A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

Herman Erinkveld, Walter van de Laar

Albert Alberts : eerste poging tot een volledige beschrijving van leven en werk

Arnhem ; Groesbeek : s.n., 1979
Scriptie KU Nijmegen, 1979
© H. Erinkveld en W. van de Laar
Inhoudsopgave
Voorwoord
Inleiding
Hoofdstuk I
Hoofdstuk II
Hoofdstuk II.1
Hoofdstuk II.2
Hoofdstuk II.3
Hoofdstuk II.4
Hoofdstuk III
Hoofdstuk III.1
Hoofdstuk III.2
Hoofdstuk III.3
Hoofdstuk III.4
Hoofdstuk III.5
Hoofdstuk III.6
Nabeschouwing
Hoofdstuk IV
Hoofdstuk IV.1
Hoofdstuk IV.2
Hoofdstuk IV.3
Hoofdstuk IV.4
Hoofdstuk IV.5
Hoofdstuk IV.6
Hoofdstuk IV.7
Hoofdstuk IV.8
Nabeschouwing
Handleiding.....
Bibliografie.....
Bijlage I
Bijlage II
Bijlage III

Paragraaf 6

 

"De vergaderzaal"

 

In 1954 verschijnt in een nummer van "De Gids" een voorpublicatie van "De vergaderzaal" (1). Volgens een noot (2) gaat het hier om het eerste hoofdstuk uit de roman "De vergaderzaal", die dat jaar bij Van Oorschot zal verschijnen
In "Het Parool" van 28 december 1963 (dus negen jaar later!) schrijft Rob Nieuwenhuys over dit hoofdstuk "van een nooit voltooide roman" (3). Volgens hem schuilt er in dit verhaal een dreiging die zich over de nooit gepubliceerde hoofdstukken uitbreidt, maar die voor Alberts zulke konsekwenties met zich meebracht, dat hij zijn boek nooit heeft kunnen voltooien.."Zo ingrijpend is", zegt Nieuwenhuys, "als het er op aankomt, voor Alberts de schrijfbezigheid". Hij zal zijn roman moeten herschrijven, een voor hemzelf veel ingrijpender verhaal dan "Namen noemen" en "De Franse Slag"; een verhaal, besluit Nieuwenhuys, dat misschien dáárom "hèt boek voor Alberts zal kunnen worden en voor zijn lezers een indrukwekkende roman".

 

In het interview met Bernlef en Schippers, dat enkele dagen na Nieuwenhuys' artikel in "De Gids" verschijnt (4), worden we door Alberts zelf ingelicht, waarom "dat ellendige boek", zoals hij het noemt, nog altijd niet af is. "Het onderwerp is me echt een beetje te moeilijk", zegt hij. "Een man moet ik langzaam door Amsterdam laten lopen, in de buurt van de Zuidelijke Wandelweg naar de haven en weer terug naar de Lairessestraat. Een hele nacht door moet ik hem hoe langer hoe gekker laten worden. Op een gegeven ogenblik moet je daarmee oppassen. Ik dacht: nou kan ik het niet meer. Het ligt er nog altijd". Alberts heeft dan een stuk of vijf hoofdstukken af; "het worden er zes of zeven", zegt hij. "Het slot heb ik ook al, dat zou ik zo kunnen dicteren. Het op een na laatste stuk, daar zit ik mee. Ik heb daar inderdaad reuze moeite mee".

 

Op 4 oktober 1974, meer dan 20 jaar nadat het eerste hoofdstuk in "De Gids" verscheen, schrijft Simon Carmiggelt onder zijn pseudoniem "Kronkel", dat "De (héle) vergaderzaal" die maand eindelijk het licht zal zien (5).
Een maand later is het boek uit. Het is 78 pagina's dik, bevat "een waterval van zetfouten" en heeft "een omslag uit de hongerwinter" (6); het jaar van uitgave ontbreekt (7).
Kennelijk is met alles rekening gehouden. Van Oorschot beschouwt het zelf, lijkt wel, eerder als een laatkomertje dan als een nieuw (maar wel weer onverkoopbaar) hoogtepunt. Alberts bevestigt dit enigszins in een vraaggesprek dat op 1 maart 1975 in "De Gooi- en Eemlander" wordt afgedrukt (8). "Van Oorschot zocht", zegt hij, "om het boek te kunnen uitgeven, naar bijzonder dik papier. Het verhaal was namelijk korter geworden dan hij met zijn dummy had verwacht. Een drukker die nog een mooie partij geschikt materiaal in Engeland had liggen, wilde die wel voor hem hierheen halen, als hij een oplage van 5000 zou nemen, terwijl hij van plan was geweest er 1200 tot 15 00 te bestellen. Ik hield mijn hart vast. Stel je voor, dat al die stapels weer op de plank zouden blijven liggen".

 

Het boek vliegt echter de deur uit. De 5000 exemplaren zijn binnen een maand uit de boekhandels verdwenen; de herdruk, waaruit de storende zetfouten van de eerste druk zijn verdwenen, volgt direkt (9). Van Oorschot heeft eindelijk eens baat bij een boek van Alberts; hij heeft al die jaren niet vergeefs gewacht. Niet voor niets is "De vergaderzaal" opgedragen "Aan Geert van Oorschot, de geduldigste en lankmoedigste, kortom de Griseldus onder de uitgevers" (10). Achter die opdracht gaat de lange worsteling om "De vergaderzaal" schuil. Van Oorschot had het boek al zo vaak aangekondigd, dat velen het voor verschenen hielden. Alberts had inderdaad het manuscript van het boek al in 1952 aan Van Oorschot beloofd. Die liet er toen een dummy voor maken en bood het bij de boekhandel aan. Maar de tekst bleef uit. Alberts herinnert dit zich maar al te goed: "Hij (Van Oorschot) heeft me een keer bijna gedreigd met een deurwaarder en de volgende dag een briefje gestuurd, "daar ben je zeker wel van geschrokken; dat heb ik alleen maar gedaan om je een beetje te porren"." (11)

 

Na 22 jaar moeizame arbeid, na bijna een kwart - eeuw groei, is het verhaal in "very-slow-motion" voltooid. "Wat ik gemaakt had, daar was ik best tevreden mee", zegt Alberts (12), "maar ik zag het vervolg niet meer. Ik zal niet zeggen dat ik ieder jaar van die twintig een poging gedaan heb om erachter te komen, maar ik heb het nog wel es een keer geprobeerd". Hoe oud het begin moet zijn, bewijst de aanwezigheid (in het eerste hoofdstuk) van een tramtype dat in Amsterdam al heel lang geleden uit de roulatie is genomen, merkt Kees Fens op (13).
Alberts zelf vindt het boek "redelijk geslaagd" (14), hoewel hij de drukfouten erin betreurt: "Ik had het beter moeten corrigeren", zegt hij, alsof er na 20 jaar geen tijd meer was om de drukproef te corrigeren!

 

Hoe dan ook, de ontstaangeschiedenis van "De vergaderzaal" is merkwaardig; niet alleen vanwege de anekdotiek maar vooral omdat eruit blijkt tot welk type schrijver Alberts gerekend moet worden en wat een "tour de force" de uiteindelijke afronding van het boek klaarblijkelijk is geweest. Paul van 't Veer noemt het heel aardig: "de legende van het moeizame schrijverschap; zoiets als: het oor van Van Gogh en de armoede van Rembrandt" (15). Het is inderdaad waar dat Alberts ruim 20 jaar heeft gedaan over een boekje van 78 pagina's. Maar al moest het twintig jaar duren, zal hij gedacht hebben, beter laat en goed, dan snel en niet naar de zin. En het is naar de zin van (bijna) iedereen. Van Van Oorschot die voor het eerst een boek van Alberts verkóópt en er meteen - via de heruitgave van het hele oeuvre van Alberts - klinkende munt uit slaat; van de recensenten zeker ook, die bijna unaniem over een "klassiek" werk spreken. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste kritieken.

 


 

S. Carmiggelt

 

Zoals op pagina 330 vermeld is, maakt Kronkel - nog voordat "De vergaderzaal" verschenen is - in "Het Parool" als eerste gewag van het aanstaande verschijnen daarvan (16). Hij citeert de volledige - dan nog niet bekende - flaptekst van het boek, waarin het thema in het kort wordt aangestipt. Volgens Carmiggelt heeft Alberts dit gegeven in een zeer subtiel geschreven proza behandeld, dat de absurditeit van de wereld die door de vergaderzaal wordt gesymboliseerd, op benauwende wijze gestalte geeft. De auteur kent, als geen ander, het geheim een tragedie op te roepen met ogenschijnlijk zeer simpele stijlmiddelen, die echter constant met een grote spanning zijn geladen. Het geduld van de uitgever is met dit boek rijk beloond, besluit Carmiggelt.

 

P. van 't Veer

 

In dezelfde krant schrijft Paul van 't Veer zes weken later over de dan juist verschenen roman van Alberts (17). hij noemt het "een schitterend boek", waarmee Alberts weer aansluit bij zijn twee beste boeken: "De eilanden" en "De bomen". De kloof van twintig jaar is overbrugd; een kloof die alleen voor de lezers heeft bestaan.
Alberts zelf moet al die tijd met dit boek zijn bezig geweest, meent Van 't Veer, anders lijkt het niet mogelijk dat hij intussen zoveel ander (historisch en journalistiek) werk kon produceren als romancier zonder zijn "eigen stijl" te verliezen.
De titel van het boek is voor wie Alberts kent, al veelzeggend. "De" vergaderzaal, na "de" bomen en "de" eilanden. Het is niet het onbepaalde van symbolische bomen en eilanden zonder meer en niet het bepaalde van het eiland Madoera of De bomen van Apeldoorn. Tussen het bepaalde van een concrete omgeving met concrete mensen en het onbepaalde waar die mensen en hun omgeving toch nooit helemaal worden vastgelegd, spelen de boeken van Alberts zich af. Zo is, zegt Van 't Veer, ook "De vergaderzaal" een verhaal over een concrete geschiedenis die toch door het weglaten van veel bijzonderheden iets onverklaarbaars en geheimzinnigs, zelfs iets ontstellends houdt. De mensen in de vergaderzaal zijn joviale concurrenten en achterdochtige bekenden. De secretaris van de associatie is serviel naar zijn werkgevers en grof tegen zijn ondergeschikten. Kortom, een gewoon deeltje van de zakenwereld. Daartussen één ongewoon mens: meneer Dalem.
Dalem is verwant aan de hoofdpersoon uit de verhalen van "De eilanden", eenzame mensen die maatschappelijk een bepaalde rol spelen en dat vaak deugdelijk doen, maar altijd buitenstaander blijven. Ook meneer Dalem is een buitenstaander. Zijn nooit ophoudende verbazing over zijn eigen rol in de wereld voert hem tijdelijk over de drempel van het "normale" naar de wereld van de waanvoorstellingen. Beladen met deze hallucinaties die steeds op de bijeenkomsten in de vergaderzaal betrekking hebben, zwerft hij door de stad (Amsterdam; niet genoemd maar wel herkenbaar) en ontmoet andere mensen. De wereld is niet vijandig. Het is niemands schuld, dat dit allemaal met Dalem gebeurt. De mensen zijn bijna allemaal juist vriendelijk en behulpzaam. Alleen past meneer Dalem (misschien afgeleid van het Indonesische "dalam": innerlijk of binnenkant) niet goed in deze wereld. Hij probeert het wel. Hij praat mee. Hij zoekt contact, maar het gaat niet. Hij is er en hij is er niet. Hoewel hij na een confrontatie met zijn verleden blijkbaar weer over de drempel naar het "normale" weet terug te keren, zal die kleine maar beslissende afstand er tussen meneer Dalem en de anderen altijd wel blijven. Van 't Veer noemt Alberts' roman ten slotte: "een volledig geslaagd boek. Waard om er, woord voor woord wikkend en wegend, twintig jaar over te doen. En op te wachten".

 

K. Fens

 

Diezelfde 16de november bespreekt Kees Fens "De vergaderzaal" in "De Volkskrant" onder de veelzeggende kop: "De vergaderzaal van Alberts is meesterwerkje, op Gogol af" (18).
De roman, zegt Fens, speelt in één etmaal uitgezonderd het laatste hoofdstuk dat enige tijd later plaats heeft, maar dat de geschiedenis uit het eerste hoofdstuk ten dele echoot. Het verhaal zou opnieuw kunnen beginnen. Een zakenman is acuut gek geworden, maar de wereld die hem gek heeft gemaakt, blijkt na zijn genezing in haar krankzinnigheid dezelfde te zijn gebleven. Een herhaling lijkt niet uitgesloten. Die krankzinnige wereld is de zakenwereld, althans die wereld in vergadering bijeen. "Die ernstig genomen klucht die vergaderen heet", vervolgt Fens, "is door Alberts al meteen in de eerste bladzijden zo feilloos opgeroepen in zijn formalisme van optreden en taal als ik nooit eerder gelezen heb. En dat meteen in een proza dat niet alleen uitmunt door beknoptheid, maar waarin ook de gemeenplaats zo raak is gebruikt dat de vergaderaars zichzelf in maar enkele woorden belachelijk praten. De vergaderzaal is de echoput van het formalisme. En bijna alle aanwezigen hebben òf al een vergadering gehad òf er een in het directe vooruitzicht". Tussen hen in zit meneer Dalem, een man die - zoals in het boek staat - "andere mensen liet uitspreken" en zich onophoudelijk bezighoudt om anderen te laten voorgaan bij in- en uitgangen. Hij heeft tijdens de vergadering last van helderheid in het hoofd. Daar lijdt hij al enige dagen aan. Een mooiere omschrijving van zijn "ziekte" is volgens Fens niet denkbaar. Dalem is zo helder, dat de vergadering voor hem ineens iets onwezenlijks krijgt. Mensen en woorden raken los van hun conventionele kader en tonen daarmee hun eigenlijke krankzinnigheid. Woorden raken hun betekenis kwijt; de schablone taal van de vergadering is voor Dalem in niet te lijmen scherven gevallen. Hij kan ook niet meer antwoorden. Zijn taal is teruggebracht tot het als echo antwoorden op wat gesproken is. Hij staat alleen in een omgeving zonder verbindingen, met een mond zonder taal. Wat Dalem overkomt, kan wellicht omschreven worden als de uitbeelding van een acute psychose, maar is tegelijkertijd een feillos uitbeelden van de krankzinnigheid van de conventionele wereld, die méér mensen bij helderheid van geest een nachtmerrie moet lijken. Na de vergadering beweegt Dalem zich door een wereld die in losse stukken is uiteengevallen. Hij ziet het meest dagelijkse als voor de eerste keer. Het effect daarvan is tragi-komisch of misschien wel: echt- humoristisch.
De hoofdstukken spelen ten dele in een wereld van hallucinaties, waarin het vergaderen tot een groteske uitgroeit. In zijn verbeelding neemt Dalem, de zachtmoedige, ongeweten wraak op de conventie die hem geestelijk heeft verstikt. Het gaat hier niet om de geschiedenis van een individuele man alleen; de roman heeft ook zijn tegengeschiedenis: die van het uiteenvallen voor de lezer van de conventie-wereld waaraan hijzelf in zo veel onhelderheid deelneemt. Dit maakt "De vergaderzaal" zo rijk, meent Fens.
Het boek had zijns inziens de volgende regels van Nijhoff als motto mee kunnen krijgen: "Verwachtingen en haren eenmaal grijs/ Zijn niet als nevelen van 't hoofd te vagen". Dalem heeft zijn verwachtingen en dromen gehad; hij is - gedwongen - terecht gekomen in het milieu waarin hij niet thuis hoort. Zijn tragische tocht is een reis terug naar het huis waar alles is begonnen. Het mooie van het verhaal is, dat de dwaze tocht geleidelijk zijn eigenlijke karakter: die van terugreis gaat vertonen. De man geneest, zoals het slothoofdstuk te verstaan geeft. Met een volgende vergadering, in aanzet gelijk aan de eerste, eindigt dit boek. Dalem is weer in de conventie terug.

 

Het boek is, vindt Fens, geschreven op Gogol af (hoewel hij dat eigenlijk nergens uitlegt). "De vergaderzaal" verdient z.i. klassiek te worden; tijdeloos is het al.

 

P.H. Dubois

 

Op 23 november recenseert Pierre H. Dubois "De vergaderzaal" voor "Het Vaderland" (19). Volgens hem sluit het boek qua thematiek onmiddellijk aan bij "De eilanden", qua stijl bij "De bomen". Maar het is, zegt hij, alsof de kwaliteiten van beide boeken zich in dit nieuwe boek verenigd hebben. "De vergaderzaal" is een concreet verhaal; het bestaat, zoals de beide andere boeken, uit werkelijkheid. Maar die werkelijkheid verandert in een anderssoortige. Dalem maakt vanaf het begin de indruk zich minder bij de besprekingen betrokken te voelen dan de anderen. Hij is beleefd, vriendelijk, maar houdt zich op de achtergrond. Hij probeert zijn aandacht bij het gesprokene te houden, maar een werkelijke interesse is er niet. Hij voelt zich wat vreemd, niet ziek, maar misschien wat duizelig. Hij hóórt de anderen praten en als hij naar hen kijkt, ziet hij ze heel klein en als op afstand. Af en toe zegt hij iets, en ook is het alsof hij uit een andere wereld komt. Een lichte attaque?
Dan, vervolgt Dubois, verschuift de concrete werkelijkheid naar een verborgen realiteit.
Dalem gaat naar buiten en hij is ineens een ander d.w.z. hij is nog steeds Dalem, maar zijn gespletenheid wordt manifest: een man op jaren die op dit moment leeft en beweegt, èn een man zonder leeftijd met een ander soort bewustzijn, dat zich elders afspeelt en waarin allerlei zaken uit zijn onmiddellijke werkelijkheid zich op een ongecoördineerde manier met dat andere bewustzijn verbinden en een toe stand van vervreemding doen ontstaan.
Als in een hallucinatie woont hij, tijdens zijn zwerftocht naar de buitenkant van de stad, de vergadering - maar door zijn herinnering vertekend - opnieuw bij. Er sluipen nu echter andere elementen binnen die verwijzen naar het verleden van Dalem. We vernemen dat hij ingenieur wilde worden en dat ook werd, maar nadien tegen zijn zin in de houthandel van zijn vader moest worden opgenomen, toen zijn enige broer door verdrinking verongelukte. De rederij-houthandel is gevestigd geweest in een huis nabij het water, dat later in een noodziekenhuis is veranderd. Op zijn zwerftocht door dit blijkbaar onderdrukte verleden komt Dalem in werkelijkheid bij dat ziekenhuis terecht. Hij vlucht het water in, misschien wel in de hoop op een bevrijding, zoals zijn broer die ongevraagd ten deel viel. Het vervreemdingsproces in de heer Dalem is in feite niets anders dan het blootleggen van de èchte werkelijkheid, zegt Dubois, namelijk dat de meeste mensen elkaar niets te zeggen hebben, maar de gecompliceerdste situaties bedenken om dat besef zo diep mogelijk weg te stoppen, uit angst voor de leegte waarvoor ze meer dan één stap terug doen ("Toen ze zagen dat hij naar boven keek, deden ze allemaal een stap terug" luidt de laatste zin van het boek). Het geroezemoes waarmee dat gebeurt, het gepraat, de woorden, zijn niet anders dan deze gecamoufleerde leegte.
Alberts verstaat bij uitstek de kunst om die sfeer van wederzijdse onbereikbaarheid met de uiterste economie van stijlmiddelen weer te geven. Het is een techniek van versobering, van weglaten van gedachte-ontwikkelingen, van herhalingen, van het kiezen van banale woorden, maar zo dat die banaliteit reliëf krijgt. Het irrationele, in toom gehouden door een gewilde banale concreetheid, krijgt daardoor een veel grotere spanning, iets van een onafwendbare dreiging van het noodlot. De nuchterheid, de volstrekte afwezigheid van ieder pathos, schept een aangrijpende beklemming die zich langzaam maar onontkoombaar als een net over de lezer sluit.
Zonder een zweem van mysterie, zonder één woord dat in de richting van symboliek wijst, zonder afstand te doen van een voortdurende natuurlijkheid, is het niettemin duidelijk dat "De vergaderzaal" een metafoor is, zegt Dubois aan het einde van zijn artikel. "Maar die metafoor is zó volledig aan de werkelijkheid ontleend", zegt hij, "dat alleen het mysterieus vermogen van het schrijverschap voelbaar weet te maken dat de banaliteit van het léven dodelijk kan drukken. Om met Nijhoff te spreken: léés maar, er staat niet wat er staat".

 

T. van Deel

 

Oók op 23 november verschijnt in de "Nieuwe Haagsche Courant" een artikel van de hand van Tom van Deel (20). Men zou denken, zegt hij, dat de omvang van het boek een novelle doet veronderstellen. Maar gelet op Alberts compacte werkwijze, is de naam "roman" (als ondertitel) gerechtvaardigd.
Het boek begint en eindigt met een vergadering en hoewel er verschillende andere lokaties zijn, blijft het in feite de vergaderzaal waar alles om draait. Het wordt duidelijk, dat Alberts de vergaderzaal en de vergadering als beelden hanteert. Ondanks het feit dat op realistisch niveau de roman perfect in elkaar zit, is het anderzijds eigen aan Alberts' concentrerend schrijven dat de dingen aan betekenis winnen en een zekere symboolwaarde krijgen. De vergaderzaal, zegt Van Deel, moet daarom opgevat worden als passend beeld van onze samenleving. Wie aan de vergadering deelneemt, moet zich aan de spelregels houden.
De heer Dalem, een der deelnemers, valt uit de boot. "Ik vind alles de laatste dagen eigenlijk zo helder", had hij al tegen de sekretaris gezegd. Het is Dalem gegeven de vergadering met àndere ogen te zien. Hij distantieert zich, speelt het spel niet meer mee. Dat heeft grote gevolgen. We treffen hem aan buiten de stad, alsmaar vergaderend met niet - bestaande - maar voor hem, in zijn hallucinaties, heel reële - presidenten en sekretarissen. Het zijn deze passages die het uiterste van een schrijver vergen. Alberts slaagt er evenwel in die absurde wereld van Dalems geest, waarin alles dooreenloopt onder invloed van de vergadering, volstrekt acceptabel te maken.
De krankzinnigheid van Dalems gedrag is trouwens erg relatief. Met evenveel recht, zegt Van Deel, kan een lezer uit Alberts' tekst de idiotie van het echte vergaderen peuren. De ene waanzin volgt de andere op.
In feite heeft Dalem de krankzinnigheid van de dagelijkse werkelijkheid ingezien, plotseling, op een lucide morgen. Hij zag in dat hij daar niet hoorde, en op dat moment viel de wereld voor hem in duigen en werd hij buitenstaander. Van God en mensen verlaten doolt deze Dalem dan rond met zijn voor vergaderen vermalen hoofd. Wat hij werkelijk beleeft, is geen lezer meer bekend, alleen de geestgedrochten van Dalem zijn realiteit. Het is Alberts' relativerende, want humoristische, stijl die ervoor zorgt dat we Dalems geschiedenis kunnen verdragen.
De roman eindigt, zoals hij begon. Maar toch is niet alles hetzelfde gebleven; er is iets dreigends ingeslopen. Meneer Dalem is voortaan buitengewoon lid van de vergadering, zou men kunnen zeggen. Hij heeft gezien en doorgemaakt, wat er mis is aan het menselijk bedrijf en zo'n inzicht wordt niet in dank afgenomen: "Toen ze zagen dat hij naar boven keek, deden ze allemaal een stap terug". "De vergaderzaal" is een klassiek boek, merkt Van Deel tenslotte op, "nu al".

 

A. Kossmann

 

In "Het Vrije Volk" van 30 november '74 verschijnt een bijdrage van Alfred Kossmann over Alberts nieuwste boek. Hij was destijds lid van de jury die "Groen" uit "De eilanden" bekroonde (21). In zijn artikel (22) wil hij niets weten van de aanduiding "roman" (zoals de ondertitel luidt); hij vindt "De vergaderzaal" een novelle, overigens een "voortreffelijke, schitterende novelle". Het lijkt, zegt hij, of het verhaal in één week van scherpe inspiratie is geschreven. "Je leest het in anderhalf uur, je herleest het in drie kwartier, en het achtervolgt je dagenlang, tot in je dromen". Het verhaal eindigt zoals het begonnen is. In de bladzijden ertussen was meneer Dalem gek. Helemaal geen opvallende of agressieve gek, meer een keuterige babbelaar die zich aan willekeurige personen voorstelt en over vergaderingen begint. Die vergaderingen hebben hem kennelijk gek gemaakt, want hij was er niet voor geboren. Zijn leven was helemaal verkeerd gegaan en het is afschuwelijk om aan het slot te lezen dat hij weer begint aan wat hem gek gemaakt heeft, en dan nog niet eens als een erg welkome vergaderaar.
De waanvoorstellingen van Dalem krijgen door Alberts' geraffineerd procédé evenveel werkelijkheid als de vergaderwerkelijkheid; en op zijn beurt wordt die echte werkelijkheid evenzeer waan als de verbeelding van Dalem, die zich gek heeft vergaderd en als hij gek is, zich verbeeldt te vergaderen.
Alberts legt in zes bladzijden uit, hoe die inzinking kon ontstaan; en dat is jammer, vindt Kossmann. De auteur heeft zich blijkbaar verplicht gevoeld om de lezer enig houvast te geven, in de trant van de psychologische roman; hij had beter kunnen vertrouwen op zijn eigen overtuigingskracht. Ook zonder de familie-geschiedenis had de lezer wel begrepen wat er aan de hand is met Dalem.
"De vergaderzaal" is nu al een "classic", vindt ook Kossmann. "Ook vanwege het ongehoord aantal zetfouten, zal de eerste druk over 50 jaar een kostbaar bezit blijken", merkt hij tenslotte op.

 

G. Komrij

 

Gerrit Komrij, redacteur van "Maatstaf", "NRC/Handelsblad" en "Vrij Nederland", als criticus gevreesd vanwege zijn meedogenloze "Hermansiaanse" kritieken, "Neerlands meest gevreesde en gehate kritikus" (23), vindt in VN van 7 december "De vergaderzaal" zeker niet beter dan de verhalen uit "De eilanden" (24). Het verschilt volgens hem nauwelijks van zijn vorige werk. Ook dit "onaantrekkelijk gepresenteerde nakomertje", zoals Komrij "De vergaderzaal" betitelt, blijft dus - dat, wel, natuurlijk, zegt hij - een voortreffelijk verhaal. Het is kort, grotesk, ongewoon.
Het begint met een bedrijfsvergadering. Men komt per auto, alleen Dalem arriveert per tram. Deze is een en al vriendelijkheid (voor de lift zegt hij: "na U") en maakt de indruk niet bij de kille, machinale zakenwereld te behoren: hij geeft iedereen een hand en levert een beleefdheidsgevecht om een plaats. Maar hij is er niet met zijn hoofd bij.
Alles speelt zich af op enkele bladzijden, waar - zonder veel poeha - al veel meer uiteengezet is dan er staat. Alberts is een man van opperste economie. Je moet zelf maar zien wat je ermee doet. De band tussen de anderen en meneer Dalem schijnt verbroken: er is een eigenaardige "vervreemding" gaande. Met een excuus vertrekt Dalem opeens. In het trappenhuis staart hij naar het licht in het dak. "Het is (daar) beneden zo donker" zegt hij tegen de conciërge. Alles is door elkaar gaan lopen en Dalem lijdt aan "vergaderitis". Hij moet en zal naar een vergadering, ook al staat er geen op zijn agenda. Hij is de kluts kwijt, dat is duidelijk. In een café waar enkele mensen een voorbespreking houden van een die avond te houden vergadering van een buurtvereniging, begint Dalem prompt ècht te vergaderen: "Bent U al aan het vergaderen? Heeft U de avond niet af kunnen wachten, hahahaha".

 

Komrij heeft bezwaar tegen de te zware introductie van niet meer terugkerende personen in deze café-scène: het tafereel wordt hierdoor tot een Fremdkörper, meent hij. Veel beter in het verhaal past z.i. het fragment waarin Dalem op een bank in de volkstuintjes in zijn verbeelding en in zijn eentje vergaderingen gaat regelen. Zijn "vergaderitis" wordt daar botgevierd in hallucinatoire scènes, cynisch en angstwekkend. Hij wordt de tragische martelaar van het vergader-wezen. Het verhaal neemt apocalyptische trekken aan. Dalems woorden brokkelen af; zijn reacties worden echo-achtig. Plechtstatig drukt hij zich uit, schijnbaar helder, terwijl in werkelijkheid duisternis heerst. Zijn fantasie-gesprek met zijn sekretaris zit zó vol komische effecten dat het smartelijk wordt. Als de secretaris het woord: "daglicht" laat vallen, rent Dalem weg. Een tweede caféscène volgt; het isolement van Dalem is nu compleet.
Tenslotte belandt Dalem in het tot ziekenhuis omgebouwde huis van zijn grootvader. Als hij in het huis komt, gilt hij het uit. Hij ziet de vergaderaars weer. Hij springt in het water. In de slotscène wordt weer een vergadering beschreven, op dezelfde plaats en met dezelfde mensen als in het begin, maar enkele maanden later. Dalem komt ook weer, zegt de conciërge.

 

Komrij vindt het een curieus verhaal, maar hij betwijfelt of het nu zoveel om het lijf heeft. Alberts vestigt wel altijd de indruk van een groter algemeenheid, zegt hij, van een parabel, wat hij bewerkstelligt door zijn stijl, waarvan de voornaamste kenmerken zijn: abstractie en slaperigheid; de laatste wordt veroorzaakt door een hardnekkige monotonie, door herhalingen. De indruk van abstractie vestigt Alberts door zijn weglaat-techniek, waarin hij zeer bedreven is. "Vooral door datgene wat hij niet nader omschrijft, door wat hij in het onzekere laat", zegt Komrij, "overheerst bij de lezer voortdurend een gevoel van "Unheimlichkeit". je voelt je niet op je gemak. Iedere alinea suggereert iets méér, maar je weet niet wat. Door zijn metrum dompelt Alberts je onder in een kleverige vloeistof, maar de woorden waarmee Alberts dat metrum invult, zetten die vloeistof onder stroom, zodat je voortdurend op je hoede blijft en verder moet".
"De vergaderzaal" maakt op Komrij een niet geheel gave indruk. Dit komt waarschijnlijk, zegt hij, door de soms resolute omschakeling naar nieuwe taferelen waardoor een verbrokkelde indruk ontstaat. Toch vindt hij dit boek vanwege zijn subtiliteit en beheerstheid een hele ervaring.

 

J. Huisman

 

In het "Algemeen Dagblad" van 14 december (25) herinnert Jan Huisman aan een uitspraak van Greshoff, die Alberts daarin prees om zijn "gierig" woordgebruik. Die lofuiting gaat zeker op voor "De vergaderzaal", meent Huisman, waarvan de voornaamste kenmerken zijn: "vooral soberheid, tòch nog humor, het op het juiste moment gebruiken van het understatement, kortom: geen woord teveel, waarvan het schitterend slot van deze met groot vakmanschap geschreven roman getuigt".

 

I. Sitniakowsky

 

In "De Telegraaf" van diezelfde dag schrijft Sitniakowsky, literair criticus van dat blad, een artikel onder de kop: "Nederlandse schrijvers blinken uit op korte baan", waarin ook "De vergaderzaal" ter sprake komt (26). Hij vindt het een erg knap boekje. Het gegeven is simpel, zegt hij, en het wordt bedrieglijk eenvoudig verteld, zo eenvoudig dat alles weer heel ingewikkeld wordt:
Een zakenman van middelbare leeftijd "valt" tijdens een vergadering opeens "uit zijn milieu". Hij doet en denkt ongebruikelijke dingen, maar zijn collega's hebben niets in de gaten. Daarna begint meneer Dalem aan een zwerftocht. Hij ontmoet wildvreemde mensen en steekt monologen af, waaruit blijkt dat hij zich in zijn beroep nooit thuis heeft gevoeld en dat hij daar ook echt niet hoort. Hij verdrinkt bijna. "Dat is schrijven!" roept Sitniakowksy uit. "Opnieuw een dun boekje, maar wat hindert dat? Beter een perfecte novelle dan een halfgare roman".

 

H. Warren

 

De dichter-critieus Hans Warren, die ook bekendheid verwierf met vertalingen van het werk van De Sade, schrijft op 21 december over "De vergaderzaal" in zijn "Letterkundige kroniek" in de "Provinciale Zeeuwse Courant" (27). Hij gaat bij zijn bespreking uit van de beginregel van de roman: "De secretaris stond bij het hoekraam van de vergaderzaal en keek naar buiten". Een klassieke openingsregel haast, zegt Warren, hij bepaalt en geeft een open richting aan. Dat voert de lezer direkt mee.
Het gegeven is in wezen erg eenvoudig, zegt Warren, het is de uitwerking die het verhaal interessant maakt. De moraal is volgens hem: dwing niemand in een beroep dat hem niet ligt, want dat kan zulke spanningen veroorzaken dat hij eraan ten onder gaat, wat in dit verhaal min of meer gebeurt, want het slot is niet erg hoopvol. Een erg diepe of originele vondst is het thema bepaald niet; de uitwerking ervan is echter tamelijk oorspronkelijk.
"Leve het vergaderen, zal Alberts gedacht hebben, anders was hij er nooit in geslaagd de sfeer van een vergaderzaal zo indringend te tekenen", schrijft Warren. Als men van een bondige stijl houdt, valt er z.i. veel te genieten. Het is wel beklemmend, zegt hij, haast of je zelf lijfelijk op een vergadering aanwezig bent. Dan komt er een figuur op, meneer Dalem, die eigenlijk helemaal niet zo in het decor past. Hij onderscheidde zich altijd al van de anderen door zijn hoffelijkheid, zijn vriendelijke nietszeggende opmerkingen; hij was een geziene figuur. Maar bij deze vergadering gaat er, wat hem betreft, iets grondig mis. Men merkt het: "Is er iets, Dalem?" Hij verlaat de vergadering en valt snel ten prooi aan een algehele verbijstering. Op zijn kantoor blijkt hij door de vergaderziekte bevangen. Alles loopt hem uit de hand; hij gedraagt zich allerzonderlingst en raakt dan op drift. Dat voert hem eerst naar een buurtcafé, waar.... vergaderd wordt. Een aardig intermezzo, meent Warren, maar het wordt niet in het verhaal geïncorporeerd (zie ook Komrijs artikel, bladzijde 340). Daarna komt de totale verstandsverbijstering, totdat hij tenslotte het water inloopt. Heel deze ontsporing wordt verklaard uit het feit dat hij gedwongen een carrière had gevolgd die hem niet lag; "'n tikje belast was de familie overigens wel", merkt Warren op,"met verdrinkingen en zo"(?).
De epiloog speelt weer in de vergaderzaal van het begin. Warren vindt de slotzin van het boek de treffendste die hij ooit gelezen heeft ("Toen ze zagen dat hij naar boven keek, deden ze allemaal een stap terug"); "ik vind de slotregel ervan geweldig", zegt hij, "onvergetelijk wellicht, 't beste van 't hele boek".

 


 

Eind december is "De vergaderzaal" uitverkocht en in herdruk. Een maand daarvóór was Alberts gast in het t.v.-programma "Beeldspraak", zijn boekje aanprijzend: "En schrijf me nu eens op een briefkaartje wat U van dat boek vindt, ja?" In "Het Parool" van 14 december (28) en in "De Nieuwe Linie" van 16 december (29) hebben interviews met hem afgedrukt gestaan. Kortom: "De vergaderzaal" blijkt een bestseller.
Nog in 1974 komt het boek voor op de "Haagse Post-Toptien" (30). Van Oorschot heeft het plan opgevat Alberts' hele oeuvre te herdrukken. De 4de druk van "De eilanden", die in juni '73 werd uitgebracht, begint opnieuw te lopen. Alberts' naam is plotseling gevestigd. Kijkt hij daar van op? "Een beetje", zegt hij in een interview (31), "ik heb er blijkbaar geen moeite mee. Maar ik hoef niet zo, hoor. Als je eenmaal ouder bent, heb je geen behoefte meer om je waar te maken. Ik ben toch erg blij met die kritieken. Denk ook niet dat ik zou blijven schrijven als ik helemaal gekraakt werd". Waarvan akte, want het nieuwe jaar is nauwelijks een paar dagen oud, of er verschijnt een tweetal minder lovende kritiekjes.

 


 

F. Auwera

 

Fernand Auwera, een van de vooraanstaande Vlaamse critici, maakt in "De Nieuwe Gazet" van 3 januari '75 melding van het feit dat in Nederland "De vergaderzaal" vrij algemeen "als een stijfgestreken meesterwerk" is begroet (32). Hij wil niet beweren dat het boek - gezien het volume en de opzet eerder een novelle - vervelend of slecht geschreven is, maar het is vast niet het meesterwerk dat men er van wil maken. "De vervreemding, het absurde van deze tijd evoceren vanuit de optiek van een (tijdelijk althans) psychisch gestoorde, lijkt mij", zegt Auwera, "een te gemakkelijk truukje. Het opent, voor wie een beetje kan schrijven, vele mogelijkheden, maar het versmalt de basis al te zeer. De ontreddering behoort eigenlijk tot het leven van iedereen, niet van de uitzondering. Dat duidelijk maken is zinvoller. En veel moeilijker".

 

W. Bulter

 

Ook Willem Bulter vraagt zich af of alle blijdschap om de uiteindelijke verschijning van "De vergaderzaal" wel terecht is. In "Tubantia" van 8 januari (33) roemt hij wel Alberts als "kleinschrijver" die als zodanig een plaats verdient naast een Piet Paaltjens en een Nescio, maar dan niet vanwege "De vergaderzaal". Bulter vindt "De vergaderzaal" een boekje vol mystificatie. Het lijkt, zegt hij, of de schrijver het belangrijker vindt zijn lezers in het ongewisse te laten, dus in spanning, dan om iets mee te delen. Alberts vindt het verstoppertje spelen met zijn lezers belangrijker. Ook de typische herhalerige stijl werkt hier minder dan in vroegere verhalen. De techniek overwoekert het thema. "De vergaderzaal" vindt Bulter, "een mooi en gaaf lijk, maar geen vlees en bloed".

 

P.M. Reinders

 

In "NRC/Handelsblad" van 10 januari verschijnt weer een "ouderwets" lovende kritiek (34). De schrijver, P.M. Reinders, begint aldus:
"Alles wat Alberts geschreven heeft, maakt de indruk van in een goed bewaakt ogenblik zonder aarzelen uit de mouw geschud te zijn.
Dat het blijkbaar anders gaat en dat het soms meer dan tien jaar duurt voordat twintig bladzijden hun definitieve vorm vinden, doet aan die indruk niets af".
Zoals altijd, vervolgt Reinders, bedient Alberts zich ook in dit boek van een minimum aan karakterisering en feitelijke gegevens. Op gezette tijden komt een aantal heren bij elkaar om ergens over te vergaderen. Wie ze zijn, wordt niet duidelijk en waar ze over vergaderen evenmin. Met elkaar lijken de heren een of andere kongi te vormen die zich moet afzetten tegen andere groeperingen maar die tegelijkertijd zelf lang geen onverdeelde eenheid vormt. De individuele trekken van de heren komen niet aan het licht. Het zijn vergaderheren, die tijdens de vergadering niet van elkaar te onderscheiden zijn en na de vergadering niet meer bestaan.
Er is één uitzondering op hun anonimiteit en dat is meneer Dalem. Tijdens de vergadering treedt er bij hem af en toe een kortsluiting op. Zoiets moet mislopen en dat doet het ook. Hij komt terecht aan de rand van de stad, die op Amsterdam lijkt. Dat die stad Amsterdam is, wordt overigens nergens gezegd: de topografie van Alberts is al even anoniem als zijn figuren. Tenslotte komt Dalem aan bij het huis aan de haven, waar hij vroeger gewoond heeft, en dan wordt alles duidelijk. Te duidelijk, vindt Reinders; want na de onwezenlijke sfeer van het voorgaande is het haast jammer om te horen dat het gedrag van meneer Dalem uit zijn jeugd verklaard kan worden. Het is het enige overbodige hoofdstukje in het boek (dit vindt ook Kossmann, zie bladzijde 338). Verder staat er geen woord te veel in. Alberts is een schrijver van het absolute minimum, niet alleen wat achtergrond en karakterisering betreft, maar ook t.o.v. zijn taalgebruik. Laconieker dan hij schrijft, kan het al niet, merkt Reinders op. Een woordenboek is er nog barok bij. Hij schrijft een stijl die het hebben moet van dat ene woord dat de situatie tekent en dat dan ook vaak herhaald wordt in plaats van gevarieerd. Het is een riskante stijl, die het soms prachtig doet zoals in "De eilanden", maar die ook wel eens mislukt, zoals in "De bomen", waar de vele herhalingen storend werken.
"In "De vergaderzaal" is die kortaffe en repeterende stijl mooi op zijn plaats als tegenstelling tot het woordenrijke geblaat dat veel vergaderingen kenmerkt".

 

W. Alings

 

Met vooruitziende blik stelt Wim Alings in "De Groene Amsterdamer" van 15 januari vast (35), dat "De vergaderzaal" uitstekend geschikt is om verfilmd te worden (Twee jaar later is de T.V.-bewerking van het boek juist uitgezonden (36). ). "Een beetje scriptwriter hoeft er maar even aan te gaan zitten", meent Alings, "de dialogen staan al vlijmscherp op papier". "De vergaderzaal" is in alle opzichten een sleutelroman, geïnspireerd op "De Groene", waar Alberts en Alings samen jaren lang vergaderingen hebben bijgewoond. De algemene belangstelling voor het boek vindt de laatste dan ook eenvoudig te verklaren: iedereen herkent onmiddellijk de schizofrene situatie als de zijne. De vergaderzaal is het Kina-bureau, "De Groene", de VARA-staf, de provinciale kormissie-vergadering, het wijkcomité in zijn zoveelste inspraakbijeenkomst, kortom de hele hedendaagse, aan vergaderitis ondergaande samenleving.
"Alberts notuleert soms zo'n onafzienbaar vergader-geouwehoer dat je het zweet in de handen staat en wanneer je het terugleest zijn het hoogstens honderd woorden", besluit Alings.

 


 

Op 25 januari 1975 staat "De vergaderzaal" bovenaan de "Haagse Post-Toptien". Naar aanleiding daarvan heeft G. Brands in zijn rubriek "Eerste Mélange" (37) een kort gesprekje met Alberts, die erg blij schijnt te zijn met het succes. "Jaja, dat heb ik gezien", zegt hij, "tot mijn verrukking, mag ik wel zeggen, want ik vind het toch wel grappig hoor. Ik begrijp het niet, maar enfin. Ik kwam laatst bij mijn familie en die zeiden: wat leuk voor je dat je nou eindelijk eens wat erkenning krijgt. En dat is ook wel zo. (..) Nu begint toch de vreugde het te winnen van de schrik". Alberts maakt ook melding van een brief die hij ontvangen heeft van een van de mensen van het Kina-bureau, de achtergrond van "De vergaderzaal". "Die man is nou een jaar of 75. Hij zei dat ie in het boek verschillende figuren duidelijk had herkend. Nou is het grappige dat hij zelf in het boek optreedt als de voorzitter, een alleraardigste man, maar hij heeft zichzelf helemaal niet herkend. Hij zei ook: hij had er meer om moeten lachen dan huilen, bij wijze van spreken, vanwege de figuren die hij herkende".

 

Tenslotte verklaart Alberts tegenover Brands, dat binnen afzienbare tijd een nieuwe verhalenbundel zal verschijnen: "Haast hebben in september" geheten. Inmiddels is de 2de druk van "De vergaderzaal" (oplage: 5000 exx.) uit.

 

Kees van Iersel wil er een T.V.-bewerking van maken. Het gaat Alberts voor de wind.

 


 

Ab Visser

 

Een week nadat "De vergaderzaal" zich bovenin de literaire Toptien-lijst genesteld heeft (zie blz. 345), spreekt Ab Visser in de "Leeuwarder Courant" van 1 februari zijn ergenis daarover uit (38). "Het boekje is buiten proporties opgeklutst door de vaderlandse kritiek en de auteur is er mee voor de TV geweest etc. en dàt is de reden waarom "De vergaderzaal" de bestsellerslijst heeft gehaald en anders niet", zegt hij.
Gezien het vroegere werk van Alberts, is "De vergaderzaal" z.i. een "miskleun". De flaptekst geeft er een diepzinnige interpretatie van die niet waar gemaakt wordt door het boek zelf. Alberts schrijft opnieuw een functionele stijl en bereikt komische, surrealistische effecten door herhalingen aan te brengen in de dialogen die echter na een poosje gemaniëreerd aandoen. Het verhaal bezit stellig wel een navrante humor, zegt Visser, maar de diepte ervan ontbreekt. Het is het zoveelste verhaal van een gestoorde persoonlijkheid en als zodanig haalt het niet bij andere verhalen over dit thema, als die van Arends, Biesheuvel en Van der Ploeg.
Visser raadt de lezer aan "De vergaderzaal" ongelezen te laten. "De eilanden" en "De bomen" bieden z.i. veel betere lectuur.

 

Jaane Krook

 

Jaane Krook interviewt Alberts. Dit vraaggesprek wordt driemaal afgedrukt: op 1 maart in "De Gooi- en Eemlander" (39) en de "Provinviale Zeeuwse Courant", zij het onder een andere titel (40); op 15 maart in de "Leeuwarder Courant" (41). De bekende feiten worden nog eens op een rijtje gezet. Af en toe wordt de aandacht getrokken door een nieuw detail. Zo maakten we op blz.331 bovenaan dankbaar gebruik van Alberts' uitlatingen m.b.t. de lay-out van "De vergaderzaal".
Opnieuw maakt Alberts gewag van het op handen zijnde verschijnen van zijn nieuwste boek: "Haast hebben in september": "Het zijn korte verhalen, die in de laatste 20 jaren zijn ontstaan en die voor het eerst zijn gebundeld. In april-mei komt het op de markt".

 


 

Van Oorschot zit niet stil. Hij herdrukt in maart "De eilanden" (42), en brengt kort daarna "Aan Frankrijk uitgeleverd" op de markt (43). Deze liggen nauwelijks goed en wel bij de boekhandel, of "In en uit het paradijs getild" verschijnt (44), vergezeld van de reeds aangekondigde nieuwe bundel "Haast hebben in september" (45), waaraan in de volgende Paragraaf ruime aandacht besteed wordt. Tenslotte wordt ook "De bomen" herdrukt (46).
Kortom: de eind 1974 ingezette Alberts-revival strekt haar uitlopers tot ver in 1975 uit. Van Oorschot, die "de luie historicus" - zoals Alberts wel eens genoemd is - al tientallen jaren tot literaire activiteit heeft aangespoord, kan nu eindelijk de vruchten plukken van zijn niet-aflatende koestering. En Alberts kan wat vaker met zijn vrouw uit eten (47). Alles dankzij "De vergaderzaal", dat - zoals het een criticus noemt -"verkoopt als zeep in een oliecrisis" (48).

 

Op 2 juli 1975 komt het bericht (49), dat Kees van lersel een contract met de VARA-televisie heeft getekend aangaande de bewerking en de regie van "De vergaderzaal", waarvan de opnamen in maart tot mei '76 zullen plaatsvinden.
De publiciteitsstorm rond dat boek is dan langzaam aan het luwen. Rond Alberts is het nog lang niet stil. De Constantijn Huygens-prijs (zie Paragraaf 8) die hem aan het einde van 1975 - door enkelen als "Alberts-jaar" bestempeld - wordt toegekend, brengt hem definitieve roem. Na de toekenning van die prijs duurt het precies weer een jaar, voordat Alberts' naam opnieuw de krante-koppen haalt en ook nu.weer in verband met "De vergaderzaal", waarvan de 3de druk (50) - in een oplage van weer 5000 exemplaren - nog steeds goed verkocht wordt en die dan aan de aangekondigde TV-bewerking toe is. Naar aanleiding daarvan verschijnen in verscheidene omroepgidsen artikeltjes van voorbeschouwelijke aard.

 


 

G.A. v. Oorschot

 

In de VARA-gids van 11 december 1976 mag nu ook Van Oorschot eens zijn zegje doen (51). (We hebben in vorige Paragrafen (52) al eens uit zijn bijdrage geciteerd).
Over "De vergaderzaal" zegt hij. "Er zou een boeiend, afwisselend, treurig en vrolijk verhaal te schrijven zijn over deze gedurende 20 jaar onvoltooid gebleven roman. Maar dat verhaal is alleen bekend bij Alberts en mij, bij zijn vrouw en mijn vrouw en we zullen het als een kostbaar kleinood van onze ongebroken vriendschap bewaren en de altijd op nieuwsgierigheid belusten er buiten houden".
Over de nawerking van "De vergaderzaal" heeft hij zo zijn eigen gedachten: "En toen dan eindelijk "De vergaderzaal", waaromheen zich een mythe had gevormd, eindelijk in 1974 verscheen, werd Alberts als schrijver plotseling en eindelijk "ontdekt". Hij werd door de journalisten van alle media bestormd en het ene interview na het andere verscheen. Wie die interviews goed gelezen heeft, zal ontdekt hebben dat Alberts zich nooit blootgeeft en een meester in het verzwijgen is. Vandaar dat al die interviews op elkander leken en in veel gevallen duidelijk maakten dat de interviewers het werk en de man achter het werk nauwelijks konden analyseren. Ik heb over deze "late ontdekking" van Alberts zo mijn eigen gevoelens".

 

Cl. Brockhaus

 

In de VPRO-gids van diezelfde dag geeft Claus Brockhaus een "Signalement" van Alberts (53). Daarin geeft hij een korte beschouwing van Alberts' oeuvre. Over "De vergaderzaal" valt het volgende te lezen: ""De vergaderzaal" zal, naar Alberts zegt, het enige boek blijven, waarin hij wat "explicietere" literatuur bedrijft. In al zijn andere boeken houdt hij zich veel dirèkter met de werkelijkheid bezig".

 

J. Bernlef

 

In de KRO-gids tenslotte wijdt Jan Bernlef een paar bladzijden aan "De onbekende Alberts" (54). (Ook hieruit hebben we al herhaalde malen geciteerd (55).)
"Pas na het verschijnen van zijn roman "De vergaderzaal"", zegt Bernlef, "heeft Alberts nu de lezers en de erkenning gekregen die hij al.zo lang verdiende. Nu het boek verschenen is, is het begrijpelijk dat Alberts er zo lang over heeft gedaan. Het is verreweg het meest dramatische boek van hem en juist het zuiver houden van dramatische gegevens, zodat geen enkele sentimentaliteit een kans krijgt, is Alberts' nooit aflatende zorg. Juist door zijn karige, bijna armoedige stijl weet hij de emotie zo glaszuiver over te brengen".

 


 

De VARA pakt de TV-bewerking van "De vergaderzaal" grondig aan. Zij laat de aangekondigde uitzending van 2 januari '77 voorafgaan door een TV-portret van A. Alberts, dat op dinsdagavond 14 december van 21.50 - 22.20 uur op Nederland I wordt uitgezonden. Producer en regisseur van het programma is Henk de By, chef van de afdeling "Kunst" van de VARA-televisie. Tijdens dit portret leest Paul Steenbergen, die in "De vergaderzaal" de rol van meneer Dalem zal spelen (56), fragmenten uit Alberts' werk voor.
(Tijdens een telefoongesprek dat we met De By voerden, deelde hij mede, dat het gehele "Alberts-portret" na de uitzending werd uitgewist).

 

Aansluitend aan dit portret brengt de VARA-radio twee programma's "Over en met A. Alberts, gevestigd en bekend auteur, niet meer auteur voor fijnproevers". Ze worden uitgezonden op respectievelijk woensdagavond 22 december (van 21.30-21.55 uur) en woensdagavond 29 december (van 21.30-22.05 uur) op Hilversum 2. Beide radio.uitzendingen zijn samengesteld door de inmiddels overleden Cor Holst. In deze programma's praat Jan Roelands met Alberts over zijn werk; de gesprekken vinden plaats ten huize van Alberts in Blaricum. In het eerste deel wordt ook ruime aandacht besteed aan Alberts' niet-literair, historisch werk, vooral aan "De Huzaren van Castricum" waaruit Alberts een fragment voorleest. Jan Roelands leest een gedeelte uit "Het Moeras" (uit de bundel "De eilanden"). In het tweede programma leest Alberts fragmenten uit "De bomen" en "De vergaderzaal". Ter sprake komt de periode waarin Alberts de buitenlandse politiek voor "De Groene Amsterdammer" van commentaar voorziet. Ook weidt Alberts uit over zijn volgende boek, dat "De honden jagen niet meer" gaat heten, waarvan hij nog geen letter op papier heeft staan, maar waarvan hij in gedachten al heel wat gereed heeft.

 

De beide gesprekken maken een "vlakke" indruk. Over "Namen noemen" ("In en uit het paradijs getild") wordt met geen woord gerept; "De Franse Slag" ("Aan Frankrijk uitgeleverd") en de nieuwste bundel: "Haast hebben in september" komen nauwelijks ter sprake. Het niet-literair werk krijgt o.i. onevenredig ruime aandacht.
Van beide uitzendingen zijn de tapes bewaard gebleven (57); tapekopieën daarvan bevinden zich - door onze bemoeienis - op het Instituut Nederlands van de Nijmeegse Universiteit.

 

Op zondagavond 2 januari '77 zendt de VARA van 20.40-23.00 uur op Nederland 1 "De vergaderzaal" uit, onder regie van Kees van Iersel en met in de hoofdrol de acteur Paul Steenbergen. Alberts is - volgens de aftiteling - bij het schrijven van het scenario betrokken geweest.

 


 

P. van Bueren

 

Peter van Bueren, veel gelezen radio- maar vooral t.v.-recensent van "De Volkskrant", heeft in een voorvertoning het stuk gezien. Hij heeft ook de roman gelezen. Op 29 december '76 schrijft hij over beide het volgende (58):
Alberts heeft zijn boek vanuit de werkelijkheid geschreven. Hij was een tijdje directie-secretaris; een deel van zijn werkzaamheden was het notuleren van vergaderingen. De hoofdpersoon van "De vergaderzaal" is uit dat leven gegrepen. Hij heet Dalem, naar ene Van Dalen (in werkelijkheid een bastproducent). Het geval-Dalem is door Alberts als het ware literair genotuleerd; geen bloemrijke taal, geen woord te veel of te weinig, een opeenstapeling van clichés, rechtstreeks getapt uit de manier waarop vergaderaars en mensen die om zakelijke redenen met elkaar dialogen spreken tot een uitwisseling van woorden komen, af en toe ook de code van fatsoenlijke omgang, zou je kunnen zeggen. Niets lijkt verzonnen, alles is een notule van spreektaal. De tekst is dus weinig "literair", bijna steeds eenvoudige spreektaal, maar geschreven om gelezen te worden. De dialogen hebben samen met de tekst een zeker ritme dat mede de kracht van het boek bepaalt. Die notulenstijl maakt de dialogen zeer geschikt voor een filmscenario.
Een verfilming of bewerking voor de televisie van een boek, zegt Van Bueren, is het oplossen van een onnoemelijk aantal problemen. Er is, zegt hij, vorig jaar een proefschrift verschenen waarin onder meer wordt gesteld dat je niet letterlijk aan een boek moet vasthouden, zeker niet wat de dialogen betreft. Alberts heeft.zijn novelle, achteraf gezien, bijna panklaar voor een verfilming afgeleverd en bleef zelf nauw betrokken bij de produktie, met name in het uitschrijven van het scenario. Alberts zegt daarover: "Heel nauwkeurig zijn de dialogen van het boek gevolgd. Slechts hier en daar zijn een paar aanvullingen nodig geweest om een paar gaatjes die het boek slaat, op te vullen voor het televisiespel". Alberts vindt zelf dat de film nog meer spanning bevat dan zijn boek.
De gefilmde "Vergaderzaal" kan volgens Van Bueren worden bijgeschreven bij de klassieken van de Nederlandse televisie; ondanks al die lof, vindt hij het boek nog altijd beter.

 

K. Fens

 

Kees Fens heeft naar de èchte uitzending van 2 januari zitten kijken: naar aanleiding daarvan schrijft hij een stukje in "De Standaard" van 14 januari onder de titel, "Les in lezen" (59).
Hij heeft ervaren, dat de bijna 2½ uur durende televisie-bewerking hem één ding zeker heeft geleerd, namelijk: dat je voor grondige lezing van het boek (dat je, zegt hij, in een klein uur uitleest) dezelfde hoeveelheid tijd nodig hebt. Zo werd deze televisie-uitzending ongewild een les in lezen (Zie ook Fens' eerste bespreking van "De vergaderzaal", blz. 334-335). Hij licht dit toe.
"De vergaderzaal", zegt hij, is zeer gekomprimeerd geschreven, "snel" als men wil. Alberts is altijd als auteur een man van weinig woorden. Maar die weinige zijn wel zeer trefzeker. Wat hij schrijft, is geen uitgeschreven proza; hij bepaalt zich ook niet tot aanduidingen, maar laat het bij kernen. Kernen sluiten zich aan kernen. Het gemak waarmee alles aaneengeschreven lijkt, geeft aan het proza een welhaast vanzelfsprekend karakter. En dat is altijd bedriegelijk. Wat het minst kunstmatig lijkt, is doorgaans het moeilijkste te realiseren. De beschrijving van de vergadering waarmee het boek opent, is een voorbeeld van een veelzeggende kernachtigheid. In enkele bladzijden komt de benauwende taalverwording van dergelijke bijeenkomsten over. Benauwend niet alleen, maar ook krankzinnig. Er zijn veel herhalingen en die werken hier zeer effectief, de oorspronkelijkheid van de vergaderaars is die van de echo. Belangrijke motieven in de roman zijn haast even onmerkbaar aangebracht, merkt Fens op. "Licht" is een motief (Dalem heeft een gevoel van "helderheid" in zijn hoofd; hij zoekt in het trappenhuis naar 1ichtplekken; hij zoekt, ongeweten, helderheid; na een nacht van verwarring komt hij bij daglicht aan bij het ouderlijk huis); "water" is een ander motief ("Het water stijgt" zegt Dalem nogal eens; tijdens zijn zwerftocht regent het heel erg hard; zijn broer, die hij moest opvolgen, verdronk; het huis van zijn geboorte ligt aan het water; hij wil zich verdrinken; hij drinkt het hele verhaal door glazen water.).
Als elke "literaire" krankzinnige bouwt Dalem een systeem op uit het toevallige materiaal; hier met het taalmateriaal van vergaderingen, dat door Dalem voortdurend vermenigvuldigd wordt. Hij legt ook relaties tussen wat wij toevalligheden zouden noemen. Dat alles gebeurt in de roman op zeer impliciete, haast onmerkbare wijze. Een aandachtig lezer heeft het er zelfs moeilijk mee.
In het televisie-stuk wordt de roman als het ware uitgeschreven. Nu is wat bij de roman een opeenvolging van kernen is - met verschillende zgn. Leitmotieven - een volledig opengelegd verhaal geworden.
De roman is als een schematisch scenario gebruikt als basis voor een uitgebreid scenario, waarin geen enkel zeer klein en ook maar even genoemd detail niet in beeld werd gebracht. Schets werd schilderij. Maar wat Fens het meest opviel was dit: de motieven werden een welhaast rode draad door de voorstelling heen. Ze liggen bijna dichtgevouwen in de roman, hier werden ze volkomen opengelegd. Alles wordt expliciet gepresenteerd.
Wie nu het boek gaat herlezen, zal op veel meer kleinigheden gespitst zijn dan bij eerste lezing van de roman, zegt Fens. De "normale" tijd van een klein uur zal daartoe wel te kort zijn.

 

Aad Nuis

 

We sluiten deze Paragraaf af met een lang citaat uit een artikel van Aad Nuis uit de "Haagse Post" van 15 januari (60).
Enerzijds staat het in schrille tegenstelling tot Fens' bijdrage en spreekt uit de tekst slechts onbehagen over de gang van zaken rond "De vergaderzaal", anderzijds vat het ook heel pregnant het hele gebeuren rond Alberts' boek voor ons samen.
Wij citeren:
"Die roman, een lang verhaal eigenlijk, heeft een hoogst opmerkelijk opzien gebaard. Het is een heel goed verhaal, daar niet van, maar de lof die erover is gegoten, doet wat overdreven aan. Misschien dat het lange zwijgen na zo'n verdienstelijk begin van invloed is geweest, misschien hebben de verhalen van de uitgever over een wonderbare voltooiing na een geduldig gedragen lijdensweg van vele jaren de kritiek wat al te eerbiedig gemaakt. In ieder geval vond ik de apotheose, onlangs op de televisie, van een verfilming die twee keer zo lang duurde als een rustige lezing van het boekje, niet om door te komen: een al te plechtig eerbewijs, als een olifant die al plichtplegend een muis verplettert. Zand erover".

 

Noten bij Paragraaf 6

 

  1. "De vergaderzaal",
    De Gids 1954 (I), blz. 312-320
  2.  

  3. Idem, blz. 312
  4.  

  5. Rob Nieuwenhuys: "Franse herinneringen van A. Alberts",
    Het Parool, 28 december 1963
  6.  

  7. J. Bernlef/K. Schippers: "Gesprek met A. Alberts",
    De Gids jrg. 127, januari 1964, blz. 33
  8.  

  9. Kronkel: "Boeken",
    Het Parool, 4 oktober 1974
  10.  

  11. Gerrit Komrij: "De bedrevenheid van het weglaten. Een subtiel en beheerst boekje",
    Vrij Nederland, 7 december 1974
  12.  

  13. "De vergaderzaal. Roman",
    Amsterdam, z.j.
  14.  

  15. Jaane Krook,. "De plattegronden en notulen van De Vergaderzaal",
    De Gooi- en Eemlander, 1 maart 1975
  16.  

  17. "De vergaderzaal",
    2de druk, Amsterdam januari 1975
  18.  

  19. zie de opdracht in "De vergaderzaal", blz. 4
  20.  

  21. J. Bernlef/K. Schippers,. "Gesprek met A. Alberts",
    De Gids jrg. 127, januari 1964, blz. 44
  22.  

  23. Ada van Benthem-Jutting: "Alberts en de grote rol van het toeval",
    Het Parool, 14 december 1974
  24.  

  25. Kees Fens:""De Vergaderzaal" van Alberts is meesterwerkje, op Gogol af",
    De Volkskrant, 16 november 1974
  26.  

  27. Hanneke Wijgh: "A. Alberts, schrijver: Ik heb niet zoveel woorden nodig",
    De Nieuwe Linie, 16 december 1974
  28.  

  29. Paul van 't Veer: "Historie als een sprookje",
    Het Parool, 8 januari 1977
  30.  

  31. Kronkel: "Boeken",
    Het Parool, 4 oktober 1974
  32.  

  33. Paul van 't Veer:""De Vergaderzaal" van A. Alberts eindelijk verschenen. Een schitterend boek",
    Het Parool, 16 november 1974
  34.  

  35. Kees Fens-"l'De Vergaderzaal" van Alberts is meesterwerkje, op Gogol af",
    De Volkskran, 16 november 1974
  36.  

  37. P.H. Dubois: "De gecamoefleerde leegte in nieuwe roman van A. Alberts",
    Het Vaderland, 23 november 1974
  38.  

  39. Tom van Deel: "De ziekte van het vergaderen",
    Nieuwe Haagsche Courant, 23 november 1974
  40.  

  41. met de "Novelleprijs van de gemeente Amsterdam", 9 november 1953
  42.  

  43. Alfred Kossmam: "Schitterende novelle van A. Alberts",
    Het Vrije Volk, 30 november 1974
  44.  

  45. Deze uitspraak is van Willem Bulter in: "A. Alberts, J. Hamelink en R. Blijstra",
    Tubantia, 8 januari 1975
  46.  

  47. Gerrit Komrij: "De bedrevenheid van het weglaten. Een subtiel en beheerst boekje",
    Vrij Nederland, 7 december 1974
  48.  

  49. Jan Huisman: "Van Oorschot wachtte niet vergeefs op "De Vergaderzaal". Een juweeltje van A. Alberts",
    Algemeen Dagblad, 14 december 1974
  50.  

  51. I. Sitniakowsky: "Nederlandse schrijvers blinken uit op korte baan",
    De Telegraaf, 14 december 1974
  52.  

  53. Hans Warren:""De vergaderzaal", een nieuwe korte roman van A. Alberts",
    Provinciale Zeeuwse Courant, 21 december 1974
  54.  

  55. Ada van Benthem-Jutting: "Alberts en de grote rol van het toeval",
    Het Parool, 14 december 1974
  56.  

  57. Hanneke Wijgh: "A. Alberts, schrijver: Ik heb niet zoveel woorden nodig",
    De Nieuwe Linie, 16 december 1974
  58.  

  59. "De Vergaderzaal" staat nu al wekenlang in onze toptien", schrijft G. Brands op 25 januari '75 in zijn rubriek: "Eerste Mélange" van de "Haagse Post"
  60.  

  61. zie noot 29
  62.  

  63. Fernand Auwera: "Leest U ook Nederlands?" Over Alberts, Canmiggelt en Meijer",
    De Nieuwe Gazet, 3 januari 1975
  64.  

  65. Willem Bulter: "A. Alberts, J. Hamelink en R. Blijstra",
    Tubantia, 8 januari 1975
  66.  

  67. P.M. Reinders: "Het gevaar van vergaderen",
    Cultureel Supplement van NRC/Handelsblad, 19 januari 1975
  68.  

  69. Wim Alings, "Onafzienbaar vergadergeouwehoer in krap honderd woorden",
    De Groene Amsterdammer, 15 januari 1975
  70.  

  71. Op 2 januari 1977: zie bladzijde 349 onderaan
  72.  

  73. G. Brands: "Bestseller" (in de rubriek: "Eerste Mélange"),
    Haagse Post, 25 januari 1975
  74.  

  75. Ab Visser. "Drie korte romans",
    Wekelijks Bijvoegsel van de Leeuwarder Courant, 1 februari 1975
  76.  

  77. Jaane Krook: "De plattegronden en notulen van "De Vergaderzaal",
    De Gooi- en Eemlander, 1 maart 1975
  78.  

  79. Jaane Krook: "A. Alberts en zijn twintig jaar oude "vergaderzaal",
    Provinviale Zeeuwse Courant, 1 maart 1975
  80.  

  81. Jaane Krook: "A. Alberts en zijn twintig jaar oude vergaderzaal",
    Leeuwarder Courant, 15 maart 1975
  82.  

  83. "De eilanden",
    5de druk, Amsterdam, maart 1975
  84.  

  85. "Aan Frankrijk uitgeleverd",
    herdruk van "De Franse Slag", Amsterdam, z.j.
  86.  

  87. "In en uit het paradijs getild",
    herdruk van "Namen noemen", Amsterdam, z.j.
  88.  

  89. "Haast hebben in september",
    Amsterdam, z.j.
  90.  

  91. "De bomen",
    2de druk, Amsterdam, 1975
  92.  

  93. G.A. van Oorschot schrijft op 11 december 1976 in de VARA-gids: "Het honorarium dat Alberts gedurende bijna 25 jaren uit de verkoop van zijn boeken ontving was nauwelijks voldoende voor één etentje per jaar met zijn vrouw. Maar hij heeft zich daarover nooit beklaagd of zijn uitgever iets verweten. Hij was voor zelfbeklag en kinderachtige uitvluchten te wijs, te rechtschapen en te humoristisch".
  94.  

  95. Willem Bulter in: "Alberts tilt zichzelf in het schrijversparadijs",
    Tubantia, 13 september 1975
  96.  

  97. "Kees van Iersel tekent contract met VARA-t.v.",
    Brabants Nieuwsblad, 2 juli 1975
  98.  

  99. "De vergaderzaal",
    3de druk, Amsterdam, januari 1976
  100.  

  101. G.A. van Oorschot: "De ontdekking van Alberts",
    VARA-gids, 11 december 1976, blz. 8
  102.  

  103. zie Paragraaf 1, bladzijde 275 en 280; Paragraaf 3, bladzijde 284; zie ook noot 47
  104.  

  105. Claus Brockhaus: "Signalement: A. Alberts",
    VPRO-gids, nr. 50, 11 december 1976, blz. 6-7
  106.  

  107. J. Bernlef: "De onbekende Alberts",
    KRO-gids, 1 januari 1977
  108.  

  109. zie Paragraaf 1, bladzijde 258; zie Paragraaf 3, bladzijde 299
  110.  

  111. "Paul Steenbergen in "De vergaderzaal"",
    De Telegraaf, 15 december 1976
  112.  

  113. De originele opnamen bevinden zich in het NOS-Historisch Archief onder de nummers Na 28170 en Na 58420 (zie Bijlage I en II)
  114.  

  115. Peter van Bueren: "De vergaderzaal bijna letterlijk vertaald tot televisiespel",
    De Volkskrant, 29 december 1976
  116.  

  117. Kees Fens: "Les in lezen",
    De Standaard, 14 januari 1976
  118.  

  119. Aad Nuis: "De geschiedenis buiten het schoolboekje",
    Haagse Post, 15 januari 1977, blz. 36-37

 


Laatste wijziging: 30.06.2015