A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

 

Het Vaderland, zaterdag 3 januari 1959, p. 15

 

Kritische aantekeningen

 

“De laatste Generaal” herdruk
van een bijzondere roman

 

Werk van een begenadigd
verteller

 

door
J. Greshoff

 

ER BESTAAT tussen Nederland en de andere staten van West-Europa zonder een zweem van twijfel een wezenlijk en diepgaand verschil in de waardering voor de letterkunde uit de tijdperken onmiddellijk aan het onze voorafgaande. Wie belang stelt in Jane Austen of George Elliot heeft de keuze tussen tal van uitgaven, grote en kleine, dure en goedkope. De liefhebber van Stendhal, die van Flaubert, die van Baudelaire vindt edities te kust en te keur. Wie Theodore Fontane wil lezen, behoeft niet lang te zoeken. Maar de ongelukkige Nederlander die, volkomen terecht, zich voorstelt dat H.J. Schimmel een verdienstelijk romanschrijver was en dat ook Oltmans niet te verwaarlozen was, moet naar een openbare boekerij lopen, om daar (wellicht!) een exemplaar van de verlangde werken te vinden. In onze eigen tijd zijn vele boeken van betekenis uitverkocht geraakt en nimmer herdrukt. De goedkope series hebben hierin enige, maar niet voldoende verbetering gebracht. De firma Em Querido verrichtte met haar Salamander-reeks pionierswerk. En een wij groot aantal merkwaardige en belangrijke geschriften zijn door Querido opnieuw binnen het bereik der hedendaagse lezers gebracht (Paap, Van Groeningen, Coenen. De Meester en vele anderen). Toch blijven er nog heel wat wensen!
   Naar mijn opvatting zéér verdienstelijk is de herdruk van “De Laatste Generaal” door H.J. Friedericy. Toen de eerste uitgave in de handel gebracht werd, in 1947, heeft men er niet de aandacht aan besteed, welke een zo goedgemaakte en bovenal zo bijzondere roman toekomt. Toch moet met voldoening vastgesteld worden, dat de oorspronkelijke uitgave spoedig uitverkocht werd. De lezers, die elkander dit boek aanbevolen hebben, toonden smaak en inzicht. Is het niet wonderlijk, is het niet ongerijmd dat een werk van deze waarde wanneer het uitverkocht raakt, eenvoudig  n i e t  herdrukt wordt. Is het niet om alle plezier in de letterkunde en alle eerbied voor de uitgeverij te verliezen? Een man, met een rijke ervaring en een ongemeen talent, schrijft een boek dat boeit, van belang en daarom grif verkocht is. Doch na de eerste druk, welke wel niet buitensporig groot geweest zal zijn, is het meteen  u i t  en afgelopen! En het zou  u i t  en afgelopen gebleven zijn, had die firma Em Querido er niet de hand op gelegd om er een van de aantrekkelijkste Salamanders van te maken.
   Hiermede werd een onrecht ten opzichte van de schrijver dr. H.J. Friedericy hersteld en de Nederlandse lezers herkrijgen de beschikking over een boek dat een blijvende plaats in onze romanliteratuur verdient en bovendien van het begin tot het einde onze aandacht gespannen, ons gevoel in beweging houdt.
   Ik behoor tot hen die het Stendhal nazeggen: “Chaque fois que je relis un livre, j'y trouve des choses nouvelles”, en ik moet bekennen dat ik bij de herlezing van “De Laatste Generaal” er heel wat nieuwe dingen, of liever deugden, in ontdekt heb. Natuurlijk kende ik, van den beginne af en ook uit andere verhalen van zijn hand, Friedericy's cursieve schriftuur: hij behoort tot hen, van wie men zegt, dat hij schrijft zoals hij praat. Friedericy praat veel en goed, hij schrijft weinig en goed. Hij is geestig als het mogelijk is, ernstig als ernst vereist wordt. Ik heb in mijn leven weinig mensen ontmoet, die zo natuurlijk en vrij kunnen causeren (om het afschuwelijke woord keuvelen te vermijden), wier gesprek zulke boeiende lijnen volgt, speels en toch ter zake. Het is de stem van Friedericy, welke men in zijn proza hoort doorklinken, het is zijn gesprekstrant welke men in zijn verhalen herkent. Kortom, hij is een schrijver, die ten aangeboren ongedwongenheid verenigt met ten onmiskenbare echtheid.

 

WANNEER MEN “De Laatste Generaal” met enige aandacht leest, zal men bemerken hoe vol hij zijn bladzijde weet te maken. Gesteld dat wij in Nederland het mensonterend gebruik kenden om uittreksels van romans, ontmande romans dus, aan de man te brengen, zou hij die Friedericy's boek moest bekorten met de handen in het haar zitten. “De Laatste Generaal” werd zo beknopt verteld, dat ik niet zou weten wát er in te schrappen zonder de kern van het boek onherstelbaar te schaden. Friedericy heeft de kroniekvorm gekozen, dat is te zeggen, hij treedt op als verhaler en maakt dus, in verband daarmede, nimmer gebruik van het gesprek. Letterkundig gesproken is er tegen deze werkwijze niets in te brengen, maar in het dagelijks leven blijkt dat de lezers over het algemeen de voorkeur geven aan romans met veel, heel veel gesprekken. Ik herinner mij dat iemand, mij bekend, een boek van Arthur van Schendel met een gedeeltelijke vertaling en een synopsis aan een ervaren Amerikaanse uitgever voor legde. Deze nam met de vertaling ook het Nederlandse boek in handen en bladerde het aandachtig van het begin tot het einde door. Toen zei hij: “niets voor mij, de mensen kopen geen romans zonder gesprekken”.
   Ik weet niet in hoeverre een ervaring in Amerika gemaakt, ook voor Nederland geldt. Maar opmerkingen in dezelfde trant heb ik toch ook wel eens door landgenoten horen maken.
   Ik maak om mijn bedoeling te verduidelijken gaarne (terecht of ten onrechte) een onderscheid tussen vertellers en vertoners. De verteller dus is hij die mededelingen doet  o v e r  andere mensen, andere landen, andere tijden. Zijn kunst bestaat daarin dat hij, door zijn manier van vertellen, door de klank van zijn stem, door de ontroering waar hij woorden mee laadt ons voorstellingsvermogen wekt, zodat wij in staat worden al wat ons medegedeeld wordt in  e i g e n  beelden te herscheppen.
   De vertoner is hij die niet over mensen, landen en tijden vertelt; maar deze uit het niets oproept en tot een werkelijkheid maakt, waarin hij ons, zijn lezers, dwingt binnen te gaan.
   Dr. Friedericy nu is de verteller op zijn best. Ten eerste is wat hij mede te delen heeft belangwekkend en aan de werkelijkheid ontleend; ten tweede bezit hij wel zeer in het bijzonder de gave om de verbeelding van ons, zijn geboeide lezers, te wekken, zodat wij ons al luisterend naar zijn nuchtere en toch gespannen stem, een persoonlijk beeld vormen van de wereld waarin de gebeurtenissen plaats grijpen en de mensen die daaraan deelnemen. Ten derde, en dat is iets wat zelden voorkomt, onderbreekt de verteller zich nimmer. Hij vertelt, met een zinvolle afwisseling van geluid, zijn verhaal als een afgerond geheel, waar niets aan toegevoegd en niets aan onttrokken kan worden.

 

“DE LAATSTE GENERAAL” is een roman welke speelt in Bone, toen een land met gedeeltelijk zelfbestuur, oostwaarts van Malakka gelegen en geeft de laatste, noodlottige oorlog tegen het Nederlandse gezag in de aanvang van deze eeuw weer. Het is altijd aangenaam iemand te horen spreken over wat hij diep doorleefd heeft en dr. Friedericy kent zijn Celebes door en door. Maar kennis krijgt alleen zin door liefde. Deze schrijver heeft Celebes lief gehad en zich met grote genegenheid verdiept in het nog zo nabije verleden van de landstreken waar hij werkzaam was. En hoe kent hij de mensen die daar leefden! Dit blijkt uit iedere bladzijde van “De Laatste Generaal”. Door die kennis is het hem dan ook mogelijk geworden  a l l e  ingezetenen van het oude rijk, een eigen gezicht, eigen gebaren te geven en tenslotte een eigen noodlot te doen ondergaan.
   Wat, letterkundig gesproken, een cliché is, weet deze schrijver niet en hij kan er dus ook geen gebruik van maken. Elke figuur, ook al treedt die slechts episodisch op, is waar en echt en duidelijk onderscheiden van andere figuren. Alle landschappen welke hij ons al vertellende voortovert, verschillen onderling heel duidelijk, niet alleen wat lijn en kleur betreft, doch meer nog door, wat het belangrijkst is, de atmosfeer.
   “De Laatste Generaal” begint al zo voortreffelijk, als I Base wordt uitgeroepen tot aroe van Bontorihoe en zij, zwaarlijvig, zwanger en zuur, door een tropische regen haar huis en geboortedorp verlaat om zich naar Bontorihoe te begeven. Het “portret” van deze als vrouw weerzinwekkende, als mens laaghartige, als vorstin gevaarlijke Aroe Bontorihoe werd feilloos getekend en blijft daardoor onvergetelijk. Dat van haar zoon, De Laatste Generaal, is niet minder goed gelukt en nauwkeurig, door die nauwkeurigheid diep indringend. Friedericy geeft aan deze gestalten de afmeting die de legendarische helden uit kronieken altijd hebben. Doch zij blijven niettemin gehéél door en door menselijk en aldus binnen het bereik van ons hart en ons begrip.
   Naarmate wij de climax naderen, de strijd tegen de Nederlanders, stijgt de drift, wisselen de kleuren van de stem sneller, beseffen wij hoe wij steeds inniger met de verteller verbonden zijn. En als het einde van de tragedie daar is, gevoelen wij ons opgelucht, omdat het ons moeilijk viel de spanning nog langer te dragen.
   Het spreekt vanzelf dat de genegenheid van de verteller, onuitgesproken, uitgaat naar de verslagenen en dat wij, lezers, hem ook daarin volgen.
   Ik moet bekennen dat als bij de eerste lezing, al zoveel jaren geleden, mij nu weer het slot niet bevredigde, omdat ik niet begreep en niet begrijp  w a a r o m  Aroe Bontorihoe, de Laatste Generaal, zich vrijwillig overgeeft aan de Nederlanders, die hem al wekenlang zoeken, zonder enige kans hem te vinden. Het is aesthetisch ongetwijfeld te verantwoorden aan een roman een open einde te geren en dus de laatste vraag niet te beantwoorden. En als ik hier een verwijt tot dr. Friedericy richt, doe ik dat dan ook niet op grond van de regels der letterkundige schoonheidsleer (wanneer die zoude bestaan) maar alleen uit zuiver persoonlijke onvoldaanheid. Wanneer ik mij, dankzij Friedericy, zo volledig heb kunnen vereenzelvigen met bonton, gevoel ik mij te kort gedaan wanneer hij mij op het allerlaatste ogenblik ontglipt omdat ik hem niet meer volgen kan.
   Dit is een zeer goede en in menig opzicht, binnen zijn beperkte omvang, grote roman; die bovendien ons in een andere, ook grotere, wereld binnen voert, dan die van het ongeluchte slaapsalet, door vele tijdgenoten, met evenveel talent als welbehagen, voor ons opgeroepen.

 

H.J. Friedericy “De Laatste Generaal”. Em. Querido Uitgevers Mij, Amsterdam.



 

Laatste wijziging: 08.06.2015