NRC Handelsblad 10 januari 1975
Het gevaar van vergaderen
A. Alberts: De Vergaderzaal. Uitg. G.A. van Oorschot, Amsterdam. Prijs ƒ12,90.
Eindelijk is het er dan, maar het heeft heel wat voeten in de aarde gehad voor het zover was. Meer dan tien jaar geleden had Alberts het al over "dat ellendige boek dat nog altijd niet af is". Dat was in een gesprek met Bernlef en Schippers in De Gids van januari 1964. Hij had toen vier boeken gepubliceerd - De Eilanden, De Bomen, Namen Noemen en De Franse Slag - en met dit vijfde, waarvan hij toen al wist dat het De Vergaderzaal zou heten, zat hij deerlijk in zijn maag. Hij vond dat hij het zich te moeilijk had gemaakt. Hij wilde een man een hele nacht door Amsterdam laten lopen en hem dan hoe langer hoe gekker laten worden. Vijf hoofdstukken waren toen klaar en het slot zou hij zo kunnen opschrijven, zei hij. Het ging alleen nog om die nacht bij de haven van Amsterdam, een bladzij of twintig in het boek, ruw geschat.
Wie de voorgeschiedenis niet kent, zal van de knoop waar Alberts naar zijn eigen gevoel in terecht was gekomen, niets merken. Er zullen trouwens niet veel schrijvers zijn van wie het werk er even moeiteloos uitziet als dat van Alberts. Alles wat hij geschreven heeft maakt de indruk van in een goed bewaakt ogenblik zonder aarzelen uit de mouw geschud te zijn. Dat het blijkbaar anders gaat en dat het soms meer dan tien jaar duurt voordat twintig bladzijden hun definitieve vorm vinden, doet aan die indruk niets af.
Zoals altijd bedient Alberts zich in De Vergaderzaal van een minimum aan karakterisering en een minimum aan feitelijke gegevens. Op gezette tijden komt een aantal heren bij elkaar om ergens over te vergaderen. Wie ze zijn wordt niet duidelijk en waar ze over vergaderen al evenmin. Er wordt wel eens iets gezegd over rabat of over de reorganisatie van de verkoopafdeling maar dat is zo'n beetje alles. Met elkaar lijken die heren een of andere kongsi te vormen die zich moet afzetten tegen andere groeperingen maar die tegelijkertijd zelf lang geen onverdeelde eenheid vormt. De individuele trekken van de heren komen niet aan het licht. De een wil wel eens een grapje maken, een ander heeft altijd haast en een derde heeft het altijd koud, maar meer komen we van hen niet te weten. Het zijn vergaderheren die tijdens de vergadering niet van elkaar te onderscheiden zijn en na de vergadering niet meer bestaan.
Kortsluiting
Er is één uitzondering op hun anonimiteit en dat is meneer Dalem. Tijdens de vergaderingen treedt er bij hem af en toe een kortsluiting op. Hij weet dan niet goed meer waar hij is en wat hij zegt, hij wordt belaagd door hallucinaties waarin de anderen ineens heel groot of klein worden en soms ook denkt hij te vergaderen terwijl hij met iets anders bezig is. Zoiets moet mislopen en dat doet het ook. Na een van de vergaderingen komt hij terecht aan de rand van de stad.
Dat die stad Amsterdam is wordt overigens nergens gezegd: de topografie van Alberts is al even anoniem als zijn figuren. Meneer Dalem raakt daar verzeild, hoe kan het anders, in een vergadering, ditmaal van een buurtvereniging. Daarna begint zijn lange wandeling, doorspookt met vergadertaferelen, tot hij aankomt bij het huis aan de haven waar hij vroeger gewoond heeft, en dan wordt alles duidelijk. Te duidelijk eigenlijk, want na de onwezenlijke sfeer van het voorgaande is het haast jammer om te horen dat het gedrag van meneer Dalem uit zijn jeugd verklaard kan worden. Het is het ene overbodige hoofdstukje in het boek. Verder staat er geen woord te veel in.
Alberts is een schrijver van het absolute minimum, niet alleen wat betreft achtergrond en karakterisering, maar ook ten opzichte van zijn taalgebruik. Laconieker dan hij schrijft kan het al niet. Een woordenboek is er nog barok bij. Hij schrijft een stijl die het hebben moet van net dat ene woord dat de situatie tekent en dat dan ook vaak herhaald wordt in plaats van gevarieerd. Het is een riskante stijl, die het soms prachtig doet zoals in De Eilanden, maar die ook wel eens mislukt, zoals in De Bomen waar de vele herhalingen storend werkten.
In De Vergaderzaal is die kortaffe en repeterende stijl mooi op zijn plaats als tegenstelling tot het woordenrijke geblaat dat veel vergaderingen kenmerkt. Alberts schrijft alleen het hoognodige op en sluit daarmee nauwkeurig aan bij zijn opmerking aan het eind van het interview in De Gids toen hem gevraagd werd of hij er nog iets aan wilde toevoegen: "Als het niet nodig is, nee".
P.M. REINDERS
Laatste wijziging: 01.06.2015